Skip to content

GGII - De ijzige stilte Event Cache

This cache has been archived.

Geocaching HQ Admin: Thank you for hosting this geocaching Event! The date of the Event has passed. We automatically archive Events after 30 days (60 days for Mega- and Giga-Events). Attendees can still log archived Events, log trackables, and share their experiences.

More
Hidden : Saturday, September 2, 2023
Difficulty:
1 out of 5
Terrain:
1.5 out of 5

Size: Size:   other (other)

Join now to view geocache location details. It's free!

Watch

How Geocaching Works

Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions in our disclaimer.

Geocache Description:

02 September 2023, 08:00 - 23:00

GGII staat in de steigers en we kijken er met volle teugen naar uit. Hier heb je alvast een voorproevertje van wat er jullie te wachten staat en uiteraard een aanzet van een nieuw verhaal.

GGII - De ijzige stilte - Details betreffende het Event

08:00 De event locatie gaat open en de GGS verwelkomt jullie met een gratis kopje koffie!

08:30 Het event gaat officieel van start! Maar naar goede gewoonte starten we met een welkomstwoordje en wellicht al een eerste set dienstmededelingen.!

08:45 De caches  worden vrijgegeven.

09:00 De bar gaat open en het grote zoeken kan beginnen.

12:00 De keuken gaat open en je kan op de event locatie de honger komen stillen.

18:15 Tijd om de dag te vieren. We starten op met een aperitief. 

19:00 Van zodra de kok klaar is gaan we aan tafel. Wat het diner dit jaar zal brengen zijn we nog aan het bekokstoven. 

23:00 De event locatie gaat dicht en de GGS wenst de laatsten een goede nacht!

GGII - De ijzige stilte - Details betreffende het inschrijven voor het event en het GGS-diner.

Inschrijven voor het event kan uiteraard via het plaatsen van een “Will Attend”. Wij vragen ook zoals altijd een kleine bijdrage in de kosten. Voor €5 ontvang je op de eventdag een eventboekje, een wooden coin (enkel gegarandeerd voor zij die vóór 29 augustus een “Will Attend” plaatsten) en een kortingsbon voor een drankje aan onze bar.

Voor het GGS-diner is er keuze uit volgende mogelijkheden.

  • Voor €9 bieden we een Kindermenu aan. Dat bestaat uit gehaktballetjes in tomatensaus met groentegarnituur en aardappelen (+/- 125 g vlees). Dit menu gaat van start met een aperitief dat bestaat uit een glas frisdrank naar keuze.

  • Voor €14 bieden we een Gewoon Menu aan. Dat bestaat uit gehaktballetjes in tomatensaus, met groentegarnituur en aardappelen (+/- 175 g vlees). Dit menu gaat van start met een aperitief dat bestaat uit een glaasje Cava en een scampi-brochette.

  • Voor €17 bieden we een Groot Menu aan. Dat bestaat uit gehaktballetjes in tomatensaus, met groentegarnituur en aardappelen (+/- 275 g vlees). Dit menu gaat van start met een aperitief dat bestaat uit een glaasje Cava en een scampi-brochette.

  • Elk menu wordt uiteraard vervolledigd met een dessert.

  • Er zijn ook aangepaste vegetarische versies van deze menu's mogelijk. Deze vegetarische menu's en het bijhorende aperitief hebben uiteraard een aangepaste samenstelling. De prijzen zijn identiek aan de vlees-versies.

Reserveren voor het event en het GGS-diner kan op dit email adres.. Vermeld je Nickname, je keuze (Event en/of Kind (Veggie) en/of gewoon (Veggie) en/of groot (Veggie)) en je krijgt van ons per kerende een bevestigingsmail terug met een rekeningnummer waarop je het verschuldigde bedrag kan overschrijven. Inschrijven voor het GGS-diner kan tot en met 29 augustus. Inschrijven voor het event kan vooraf, maar ook op de eventlocatie zelf.


Wat vooraf ging tijdens deel 1 van dit verhaal, "De gezant van de koning", kan je hier lezen.

GGII - De ijzige stilte - Het verhaal van Marius

Voorjaar 2021, een paar km ten noorden van Arnhem, ergens in de Veluwe.

Jaap Schutter is bezig aan zijn dagelijkse avondwandeling met zijn hond. Vandaag bracht een opmerkelijke gebeurtenis wat afwisseling. Enkele minuten geleden werd hij plotseling verrast door een groep brandganzen die vlak voor zijn neus opvloog. Jaap en zijn hond waren net uit een weelderig bosgebied gekomen dat langzaam ontwaakt uit de winterrust, toen ze geconfronteerd werden met een imposante groep van ruim 100 vogels. De ganzen stegen op en vormden een grote boog over Jaaps hoofd, voordat ze hun koers naar het noorden inzetten.

Op zichzelf was dit niet ongewoon in deze tijd van het jaar, aangezien trekvogels vaak een korte tussenstop maken in de Veluwe. Wat echter wel bijzonder was, was dat Jaap een mensachtig figuurtje meende te zien op een van de voorste vogels in de zwerm. Terwijl hij daarover loopt te piekeren en zich voorneemt om toch eens een oogarts te bezoeken, beseft hij ook opeens dat zijn hond Jack totaal niet op het hele voorval reageerde - normaal gesproken zou die wild worden bij het zien van zo'n grote groep vogels.

Kabouter Marius zit goed in zijn buitengewoon comfortabele zadel. Hij lift mee op de rug van de oudste zoon van de groepsleider van de ganzen, Oliver genaamd. Oliver bevindt zich op de derde rij van de V-formatie. Normaal gesproken is het zijn taak om tijdens de trek de rechterflank van de vlucht te observeren, maar deze keer is hij vrijgesteld van die verantwoordelijkheid, omwille van de passagier op zijn rug. Zijn twee eieren jongere broer vliegt naast hem om die taak over te nemen. Oliver is echter sterk, en de aanwezigheid van de kabouter belet hem niet om ook een oogje in het zeil te houden.

Marius kreeg zonet van Oliver te horen dat ze ervoor gaan. Het belooft dus een lange vlucht te worden, een vlucht zonder pauzes tot ze voorbij de Baltische Zee zijn. Marius kijkt even naar het landschap dat onder hen voorbijglijdt, en doet een vlugge berekening. Deze vlucht zou wel eens meer dan twee volle dagen kunnen duren. Marius begint zich dan ook onmiddellijk voor te bereiden op wat een lange zit zal worden, en hoopt die aangenaam door te komen door zoveel mogelijk te slapen. Hij maakt zijn beenankers daarom nog iets steviger vast, zodat hij niet per ongeluk uit zijn zadel zou vallen terwijl hij slaapt. Na een extra controle is hij er klaar voor. Hij trekt zijn kaboutermuts diep over zijn ogen en nestelt zich warm in de veren van Oliver.


Voorjaar 2021, ergens boven de Waddenzee, rond de grens tussen Nederland en Duitsland.

Marius voelt plots aan dat Oliver een merkbare bocht maakt. Hij trekt zijn kaboutermuts even naar omhoog en werpt een blik naar beneden. De ganzen hebben eerst enkele uren naar het noorden gevlogen, maar volgen nu een meer noordoostelijke koers. Ze doen dit om zo snel en zo lang mogelijk boven water te vliegen, wat om verschillende redenen veiliger is. Enkele tientallen meter onder Marius bevindt zich de Waddenzee. Ook al is er bij deze maanstand nog niet bijster veel licht, toch kan hij met zijn scherpe blik duidelijk het silhouet van een van de eilanden aan zijn linkerzijde zien, terwijl hij aan zijn rechterzijde onmiskenbaar de lichtjes op het vasteland waarneemt.

Terwijl Marius in de diepte tuurt, komen de grijze gedachten van de voorbije uren weer naar boven. Hij denkt aan de laatste weken die hij doorbracht in zijn vertrouwde thuisstad Gent. Zal hij die ooit nog terugzien, en, belangrijker nog, zal hij zijn broer Bertus en diens gezin ooit nog terugzien?

Marius had de voorbije weken een innerlijke strijd gevoerd, twijfelend of hij zijn broer Bertus op de hoogte zou brengen van zijn gedurfde plan. Het had hem lang beziggehouden, en alle mogelijke scenario's waren de revue gepasseerd. Het was een beslissing die hij niet lichtzinnig wilde nemen, want de band met zijn broer was sterk en onvervangbaar. Maar uiteindelijk had Marius besloten om zijn plannen voor zichzelf te houden: hoe minder kabouters er van af wisten, hoe beter. En, had hij geredeneerd, in het geval van zijn broer zou het delen van zijn plannen wellicht tot onnodige bezorgdheid leiden.

Maar nu, terwijl de twijfel langzaam weer komt opzetten, begint Marius te piekeren over zijn keuze. Was het wel verstandig geweest om zijn broer in het ongewisse te laten? Misschien had Bertus waardevol advies kunnen geven of zelfs kunnen helpen bij de uitvoering van zijn plannen. Marius voelt een knagend gevoel van spijt en vraagt zich af of hij deze beslissing ooit zal betreuren.

De grijze gedachten dansen als schaduwen door zijn geest terwijl de ganzen onvermoeibaar hun koers vervolgen. Marius blijft in stilte peinzen over zijn beslissing en de mogelijke consequenties ervan. Hij hoopt op een moment van helderheid, een inzicht dat zijn twijfels zal verdrijven en zijn gemoedsrust zal herstellen.


Voorjaar 2021, West-Baltische Zee, midden in de nacht.

Marius schrikt wakker - hij heeft blijkbaar toch een tijdje geslapen. Zijn vliegende kompanen vorderen nog steeds gestaag richting het oosten. De hemel is open, maar onder hen is het pikzwart. Ergens in de verte ziet Marius de lichtjes van een boot, waarschijnlijk een ferry.

Hij roept even naar Oliver: "Waar zijn we?" en krijgt als antwoord dat ze zich ongeveer in het midden tussen Denemarken en Duitsland bevinden. De ganzen geven ook aan dat ze de komende uren enkel over zee zullen vliegen, maar dat ze dan ook snel hun bestemming naderen.

Terwijl Marius weer zijn slaappositie inneemt valt zijn oog op de Poolster. Spontaan springen zijn gedachten naar zijn doel. Het is al zo lang geleden dat hij daar was en dat zijn plannen er vaste vorm kregen. Hij vraagt zich af of er ondertussen iets veranderd zou zijn...


Voorjaar 2021, Oost-Baltische Zee, in de namiddag.

Marius is al een paar uur wakker en probeert zo weinig mogelijk te denken aan wat hij achterliet en waar hij naartoe reist. Hij probeert zoveel mogelijk te genieten van de reis en van de frisse lucht waarin de groep is terechtgekomen. Ook al is het lente, toch voelt Marius de invloed van het Hoge Noorden op de omgeving waar de groep vogels zich nu bevindt.

Plots ziet Marius een schittering in de verte, ongetwijfeld een weerkaatsing van de zon, die nu schuin achter hen staat, op een voorwerp voor hen. Niet veel later ziet Marius dat het om een paar zeevogels gaat die met grote snelheid recht op hen afvliegen. Het blijken twee noordse sternen te zijn. Terwijl Marius met verwondering de dieren bekijkt - die zijn immers naar zijn inziens wel heel vroeg terug van hun wintergebieden - maken ze een wijde bocht en komen naast de leider van de brandganzen vliegen. Marius ziet dat de vogels een kort gesprek voeren, maar hij kan niet horen wat er gezegd wordt. Hij heeft uiteraard door dat het bezoek te maken heeft met zijn aanwezigheid. Na een paar minuten laten de sternen zich afzakken tot ze naast Oliver vliegen.

Marius ziet dat het twee prachtige jonge mannelijke vogels zijn. Ze zien er statig uit en hun scherpe snavels glimmen in de zon. De achterste vogel neemt het spreekwoordelijke woord: "Dag gezant Marius, we heten U in naam van Koning Alaric welkom in het Hoge Noorden. Zoals u weet nadert U de grens met de Noordelijke en Koninklijke Kabouter-Gouw. U bent mooi op tijd, de Koninklijke Raad start pas binnen 4 weken. We hebben net aan de leider van deze groep laten weten dat zijn opdracht er nog niet opzit. De route die je normaal zou volgen is komen te vervallen. Je zal aan het Hof wel horen hoe dat komt. De ganzen vliegen nog een paar uur door en zullen dan een rustpauze inlassen. Je zal nog even moeten teren op je reisrantsoen, maar je zal je proviand wel kunnen aanvullen op de plek waar ze gaan rusten!", stelt de vogel hem tenslotte gerust. Marius bedankt de sternen voor hun boodschap en wenst ze een behouden terugtocht. Zijn groet wordt beantwoord met een korte, maar kordate knik.

Onmiddellijk gaan de vogels een stuk sneller vliegen, zetten een duikvlucht in en verdwijnen al snel uit het zicht. Ondertussen maken de ganzen een langzame maar statige bocht naar het noorden. Terwijl ze dit doen kijkt Marius naar achter en ziet hoe de dieren in een mooie V-formatie dit maneuver maken. De gans achter Oliver geeft Marius een knipoog en tot zijn verrassing iets wat op een grijns lijkt.


Voorjaar 2021, Oost-Baltische Zee, late namiddag.

Terwijl ze dichter bij de kust komen ziet Marius dat er geregeld vogels de groep benaderen en een groet komen uitbrengen. Hij voelt aan Oliver en ziet aan het gedrag van de andere ganzen dat zij dit heel prettig vinden, en dat ze dit als een grote eer beschouwen.

Even later komt Obian, de leider van de groep, naast Oliver vliegen. Hij knikt naar Oliver en richt zich dan tot Marius: "Dag gezant Marius. Zoals de sternen je hebben verteld gaan we straks een tussenstop maken. We gaan je zo onopvallend mogelijk aan wal brengen, in de hoop dat geen elke onverlaat of belager je te zien krijgt. En je hebt ondertussen ook wel in de gaten gekregen dat alle vogels in dit gebied weten dat je met ons meereist?", vraagt Obian.

"Ja, dat heb ik zeker. Maar ik moet me voor de rest toch geen zorgen maken?" antwoordt Marius. "Nee hoor, integendeel!", antwoordt Obian. "We zijn er bijna, nog een paar uur!", en hij versnelt iets om zijn leiderspositie weer in te nemen.

Marius bekijkt het desondanks toch met een bezorgde blik. Zijn ongerustheid heeft evenwel niet zozeer met zijn veiligheid tijdens de tussenstop te maken, maar eerder met de boodschap van de sternen. Hij tracht te bedenken waarom de reisroute veranderd zou kunnen zijn, en probeert zichzelf te overtuigen dat het wel niets te maken zal hebben met zijn plannen, die misschien ontdekt kunnen zijn. Maar echt gerust is hij er toch niet in...


Voorjaar 2021, ergens voor de zuidkust van Finland, laat in de avond.

De zon is al een paar uur onder de horizon gezakt. Een zekere kilte waait de groep vogels tegemoet. Oliver draait zijn kop zijwaarts en maakt Marius duidelijk dat ze gaan landen. Marius gespt zijn beenankers nog één keer goed aan en nestelt zich nog eens stevig in Olivers veren. Niet zo ver voor hen ligt een relatief groot meer, en hij voelt dat de vogels zich richten op één van de oevers daarvan. Voor deze oever liggen een aantal zandbanken, en op en rond deze ziet Marius duidelijk grote groepen ganzen, eenden en zwanen.

Dan voelt Marius dat Oliver begint te dalen, en op hetzelfde moment ziet hij in zijn ooghoeken dat de V-formatie deels uit elkaar valt. Zowel links als rechts scheiden zich groepen vogels lichtjes af en nemen een wat beschermende positie in rond de kopgroep. En dan is het zover, na bijna twee dagen onafgebroken vliegen maken de vogels zich op voor de landing. Hun poten zakken naar beneden, de zwemvliezen worden in positie gebracht en de vleugels worden vanuit cruisepositie in landingshoek geklikt. En voor Marius het goed en wel beseft voelt hij waterdruppels die links en rechts rond Oliver naar boven spatten.

Een schaterend, klapperend, piepend en kwakend geluid weerklinkt over dit stuk van het meer wanneer alle aanwezige vogels de nieuw aangekomenen verwelkomen, en Marius kan zich niet van de indruk ontdoen dat ze ook hem verwelkomen.

De meeste van zijn vluchtkompanen maken een frisse duik in het heldere water, maar dat kan Oliver zich natuurlijk niet veroorloven. Hij zet onder begeleiding van zijn jongere broer, zijn vader en een tiental andere sterke jonge mannelijke ganzen koers richting de oever. Al snel bereiken ze die en verlaat Oliver het water. Hij gaat zitten en leunt wat naar één kant. Marius heeft ondertussen zijn beenankers losgegespt. Hij gespt ook zijn plunjezak los en gebruikt het gespsnoer om af te stijgen. Nadien maakt hij de optuigriemen los en verlost hij Oliver van het zadel. Oliver geeft een knikje, stapt in het water en duikt onmiddellijk onder. Hij komt een vijftal meter verder weer boven. Ondertussen zijn alle ganzen van de vlucht aan dit stukje oever komen zwemmen. Nu ziet Marius het pas echt goed: ze hebben hem afgezet op een klein grasveldje dat zo goed als volledig omsloten is door bomen en hun wortels. Er is één kleine opening die naar het daarachter gelegen donkere woud leidt. Plots kinkt de roep van een oehoe boven zijn hoofd. Hij kijkt naar boven en kijkt recht in één oog van een prachtige uil. "Ik zal de ingang wel bewaken!", fluistert die. "Ga maar wat rusten...".

Marius gaat eerst op zoek naar een gepaste boom om een comfortabel rustplekje te maken. Tijdens het afstijgen heeft Oliver hem immers toegefluisterd dat ze voldoende rust moeten nemen, omdat de volgende te vliegen afstand ook de moeite zal zijn. Ze blijven hier dus anderhalve dag. Overmorgen bij het krieken van de dag gaan ze weer op pad.

Marius vindt al snel een geschikt plekje. Hij opent zijn plunjezak en maakt een bedje. Hij haalt ook nog een pakketje kabouterbrood en een potje bosbessenconfituur boven, en maakt zich ondertussen wel de bedenking dat zijn proviand aan het opraken is - hij moet morgen op pad om zijn knapzak aan te vullen.


Voorjaar 2021, ergens aan de zuidkust van Finland, één dag later, 's nachts.

Marius strekt zich even uit, hij heeft geslapen als een roos. Hij had zijn rustplek zo gekozen dat hij absoluut geen last zou hebben van de zon en van eventuele regen. Vandaag heeft het een tijd flink geregend, maar daar heeft Marius noch acht op geslagen noch last van gehad.

Zo'n uurtje geleden was hij wakker geworden. Eerst was hij even naar het spreekwoordelijke kleine kamertje gegaan en nadien had hij een kattenwasje gedaan aan de rand van het meer. Ondertussen had hij ook de ganzen even gedag gezegd, maar velen waren met de kop onder de vleugels aan het slapen. Nadien had hij een kleine hoeveelheid van zijn overblijvende rantsoen genuttigd. Terwijl hij dit deed maakte hij zich wel de bedenking dat hij niet genoeg meer zou hebben met hetgeen hem restte, en hij besloot om de daaropvolgende uren op foerageertocht te trekken in het achterliggende bos. Hij hoopte wel op enige ruggensteun van de dieren in dit bos.

Toen Obian hem tijdens de voorbije vlucht kwam vertellen dat de groep hem ging beschermen tegen onverlaten, maakte Marius zich de bedenking dat er dus ook onverlaten moesten zijn. Hij kijkt achteloos naar boven, en terwijl hij dit doet landen er twee oehoes in de buurt van de opening die toegang geeft tot het bos. Marius vraagt hen of ze hem willen helpen. "Dat is toch de bedoeling!", antwoordt één van hen. Ze vertellen hem dat er ook al een paar dieren voor hem aan de slag zijn gegaan, en dus neemt Marius zijn knapzak om proviand te verzamelen. Niet veel later stapt hij door de ruimte tussen de boomwortels het donkere bos in.

De oehoes spelen haasje over en vliegen geruisloos telkens één boom voor en één boom achter Marius. Ze zijn nog maar een boom of vijf ver of een eerste hulp biedt zich al aan. Een schuchtere eekhoorn komt vanachter de boom recht voor Marius. Hij legt een paar noten neer en verdwijnt weer even snel als hij gekomen is. Nog een boom of twee verder: zelfde scenario, deze keer geen eekhoorn, maar een sneeuwhaas. De sneeuwhaas blijf even zitten en fluistert Marius toe waar hij wat verse klaver en berkenblaadjes kan vinden. Marius denkt dat hij het met de noten en een voorraadje groen wel zal halen, en zet koers in de richting die de haas aangaf. Al snel ziet hij de plek die de haas bedoelde. Hij begint rustig te verzamelen en staat zichzelf zelfs toe wat kieskeurig te zijn.

Plots hoort hij één van de uilen "Verstop je!" fluisteren. Marius bukt zich onmiddellijk en sluipt in een kleine holte tussen twee bomen. Terwijl hij nog wat blaadjes en camouflage over zich heen trekt, komt er een walm van sulfer voorbij.

Hij trekt zijn camouflage nog wat strakker aan, maar zorgt ervoor dat hij met één oog toch nog zicht heeft op de buitenwereld. En dan verschijnt hij in beeld... een kobold. Een klein figuurtje met puntige oren, in een zwart vilten kleed en met een kleine zwarte punthoed die op zijn oren en zijn uitgesproken wenkbrauwen rust. De huid van het wezen is vaalgeel, en het is duidelijk dat de sulfergeur van hem afkomstig is. Hij moet iets gezien of gehoord hebben, want hij draait zich in de richting van Marius zijn verstopplaats en zet een eerste stap in die richting. Dat is echter de stap te veel, want de uilen schieten tegelijk in actie. Ze scheren geruisloos over de kobold zijn kop en proberen daarbij hun scherpe klauwen in zijn gelaat te planten - dit lukt hen duidelijk een paar keer, want de kobold zet het op een lopen en verdwijnt al snel tussen de bomen.

Na dit kleine intermezzo spoedt Marius zich onder begeleiding van de twee uilen naar zijn rustplek en begint zijn hebben en houwen te verzamelen en in te pakken. Hij legt alles mooi in volgorde, zodat het optuigen van Oliver straks efficiënt kan verlopen. Hij kijkt even naar de horizon en ziet dat de eerste tekenen van de ochtendschemering al zichtbaar worden.

De ganzen zijn al wakker, en de familie van Obian en Oliver verzamelt zich in de buurt van de plek waar Marius hen staat op te wachten. Oliver stapt op de oever, groet Marius en laat zich gedwee optuigen. Niet veel later stapt hij, met Marius op zijn rug, het water in. In kleine groepjes zwemmen de ganzen naar een stukje ondiep water. Daar neemt elk groepje een korte aanloop en vertrekt voor een nieuwe langeafstandsvlucht - deze keer een vlucht van ongeveer een volledige dag, heeft Oliver hem toevertrouwd. In de lucht wordt weer de V-formatie gevormd, en nadat ze nog een rondje boven dit stuk van het meer gevlogen hebben, zetten de ganzen koers pal naar het noorden.


Voorjaar 2021, ergens boven Zuid-Finland.

De ganzen zijn nu zo'n uurtje aan het vliegen en Marius snapt het niet helemaal. Ze vliegen nog steeds naar het noorden en, bovendien, als ze maar één dag vliegen voor de boeg hebben, gaan ze zeker niet uitkomen op het tussenstation dat hij voor ogen had.

Hij tikt even op de rug van Oliver en uit zijn bezorgdheid en twijfels. Oliver knikt begrijpend, geeft een signaal en Obian laat zich afzakken tot naast Oliver. "We hadden het wel gedacht," begint Obian stilletjes, "een kabouter moet je niets wijsmaken. Ik mag je dit eigenlijk niet vertellen, maar je zal er snel genoeg achter komen. Het koninklijk hof ligt niet meer op dezelfde plek als bij je vorige bezoek. Waarom ze verhuisd zijn weet ik niet, maar dat het niet voor hun plezier was weet ik wel. Je zal je aan het hof verder moeten laten informeren...", zegt hij, en hierbij pauzeert hij zijn uitleg even.

Ondertussen flitsen er allerlei gedachten door Marius' hoofd. Het is dus toch allemaal bewaarheid geworden - maar goed dat hij zijn plannen heeft doorgezet en die niet heeft verdrongen... Hij laat echter noch aan Obian noch aan Oliver merken dat hij eigenlijk niet verrast is.

Obian neemt opnieuw het woord, nog steeds op fluistertoon: "Waar het hof naartoe is verplaatst weten we niet. De kabouters in deze streek doen er nogal geheimzinnig over. Wij brengen je naar het noorden naar een zeer afgelegen merengebied. Daar woont een kabouterfamilie die je zal opvangen en je zal voorbereiden op het laatste stukje van de reis. Dat zal je naar het schijnt doen onder begeleiding van een roedel wolven!", besluit Obian. Hij knikt nog even en neemt dan zijn positie aan de kop van de formatie weer in.


Voorjaar 2021, in het merengebied in Noord-Finland, een dag later, heel vroeg in de morgen.

Het is nog donker, maar gelukkig is er een klein beetje licht van de bijna wassende maan. Onder zich ziet Marius kleine en grotere meren, die met elkaar verbonden zijn door kleine beekjes en iets grotere riviertjes. Hij voelt dat ze langzaam aan het dalen zijn. Wanneer hij voor zich uit kijkt ziet hij dat de formatie in de richting vliegt van een meertje dat grenst aan een berkenbos.

Niet veel later zijn de vogels geland. Dan voltrekt zich weer het scenario dat hij onder begeleiding van een tiental vogels naar de oever wordt gebracht. De ganzen richten zich daarbij op een grote berkenboom. En plots ziet Marius het: op de oever bij die prachtige oude berk, in een holte aan de voet, schijnt een klein blauw lichtje. De vogels zwemmen er nu recht op af.

Net voordat Oliver de oever bereikt stapt een grote kabouter vanuit de boomholte in het schemerlicht van de lamp. De kabouter is minstens een kop groter dan de grootste kabouter die Marius tot nu toe ontmoet heeft. Hij is getooid in oker, bruine en grijze tinten. Marius ziet ook dat de kabouter behoorlijk wat bont draagt - het is duidelijk dat ze zich in het Hoge Noorden bevinden. Marius hoopt dat zijn eigen overjas van konijnendons voldoende zal zijn.

Ondertussen stapt Oliver op de oever en gaat zitten. Hij knikt statig naar de kabouter in de boomholte en leunt een beetje naar rechts. Ondertussen is ook Obian aan wal gekomen. Hij richt zich tot Marius en zegt: "Ik hoop dat u een fijne vlucht heeft gehad op de rug van mijn oudste zoon. Het is ons een waar genoegen en een grote eer om u te begeleiden en te helpen op deze reis!".

Marius antwoordt plechtig: "Dank u wel waarde Obian. Jouw zoon heeft zich heel goed gekweten van zijn taak, dit was een heel comfortabele vlucht. Er staat Oliver een mooie toekomst te wachten, je mag hem zeker nog van dit soort taken opdragen." - en hierbij voelt Marius letterlijk de lichaamstemperatuur van Oliver lichtjes stijgen. "Ik wil jullie trouwens allemaal bedanken voor de hulp. Het was ook mij een eer en een genoegen om gedurende de voorbije dagen deel uit te maken van jullie familie!".

Hij stapt naar voren en geeft Oliver ondertussen een aai over de veren. Hij gaat voor Oliver staan en maakt een diepe buiging. Marius ziet dat Oliver, maar ook de ganzen die mee naar de oever zijn gezwommen, in hun nopjes zijn. Ze produceren met hun snavels een geluid dat op applaus lijkt. Nu is het Marius zijn lichaamstemperatuur die lichtjes stijgt. Wat een eer en wat een begeleiding.

Ergens vanuit de boomholte zijn ondertussen nog twee grote kabouters tevoorschijn gekomen, en terwijl Marius nog eens persoonlijk afscheid neemt van Oliver, verwijderen ze het zadel en toebehoren van diens rug. Onmiddellijk stappen Oliver en Obian in het water, en samen met de rest van de ganzenfamilie zwemmen ze weg van de oever, op zoek naar een rustplaats. Marius kijkt ze nog even na.


Voorjaar 2021, in het merengebied in Noord-Finland, vroeg in de morgen.

Eenmaal de ganzen uit het zicht zijn verdwenen draait Marius zich om en stapt naar de grote kabouter in de boomholte. Terwijl hij dichterbij komt ziet hij een enorme glimlach op het gezicht van zijn nieuwe contact verschijnen. Nog vóór Marius de berk bereikt steekt de kabouter gul zijn hand uit en met een zeer diepe maar mooie stem opent hij het gesprek: "Welkom waarde gezant van de koning, ik heet u welkom in de Noordelijke en Koninklijke Kabouter-Gouw. Mijn naam is Njord en ik zal de komende dag uw gastheer zijn!". Marius stelt zich kort voor, maar krijgt geen tijd om veel te vragen of te vertellen. Njord nodigt hem uit om verder te komen en binnen te stappen in de holte aan de voet van de berk.

Eenmaal binnen ziet Marus dat de holte eigenlijk een sober inkomhalletje is. Aan het einde van de holte, nauwelijks een halve meter verder, is er een statige deur. Die staat wagenwijd open en daarachter kan Marius een grotere ruimte zien. Daar aangekomen blijkt dat dit de echte inkomhal is. Ze is mooi verlicht door een paar olielampen die een warme gloed uitstralen. Tegen de wanden van de ruimte staan een paar schoenrekken, en er zijn ook kapstokken met kleding, bakken en kasten - veel kasten. Aan de kapstokken hangen bontjassen in allerlei maten en allerlei soorten bont. Het valt op dat oker, bruin, grijs en wit de dominante kleuren zijn.

In één van de hoeken zijn twee kabouters het zadel, dat daarnet nog op de rug van Oliver lag, aan het oppoetsen. Het zadel ligt op een speciaal daarvoor ontworpen bok. En rond die bok ziet Marius allerlei optuigmateriaal. Dit zadel kan dus bij meerdere diersoorten gebruikt worden. Daarnaast liggen nog andere zadels op andere bokken, en er zijn ook een aantal lege bokken. Deze plek is dus duidelijk een rangeerstation van en naar het Hoge Noorden.

Njord neemt nogmaals het woord. "Mag ik je voorstellen aan mijn zonen Torben en Runnar. Zij zullen zorgen dat jouw zadel klaar is om morgen je reis verder te zetten. Je weet waarschijnlijk al dat je morgenavond opgehaald zal worden door een wolf. Maar dat is voor morgen. Je zal je wellicht wat willen opfrissen, en je zult zeker wel honger hebben. Mijn vrouwtje Friedl zit al op ons te wachten!" - en bij deze woorden opent hij de deur aan de achterzijde van de inkomruimte. Voor hen ligt een lange, flauw verlichte en licht dalende gang. Njord stapt kordaat de gang in en wenkt Marius om hem te volgen.


Voorjaar 2021, Noord-Finland.

De scène is prachtig om te zien. Een mooie centrale ruimte met in het midden een multifunctionele ronde vuurplaats. Aan één van de zijden van deze vuurplaats staat een tafel met banken waar zeker 10 kabouters aan kunnen zitten. Negentig graden gedraaid ten opzichte van deze tafel is er een kookplaats aan het vuur. Er staan meerdere potten dampend voedsel te pruttelen op verschillende kookplaten. Aan de overblijvende zijden van de vuurplaats is er een zitruimte met banken en zeteltjes ingericht. Het valt Marius op dat alles hier een maatje groter is en iets ruiger is afgewerkt dan in zijn regio, en dat alles er op gericht is om warmte te creëren en te behouden.

Verder is de ruimte ingericht zoals alle kabouterhuizen. Aan beide korte zijden van het vertrek zijn de alkoven. Er zijn er duidelijk meer dan het gezin nodig heeft. Aan de ene lange zijde zijn de "natte" ruimtes: een waslokaal, een badkamer en een toilet. Aan de tegenoverliggende lange zijde is de uitgang naar de eerder vernoemde lange gang, en daarnaast is er een binnenwerkplaats voor naaiwerk en dergelijke. Ook zijn nog de restanten te zien van wat ooit de schoolplek moet zijn geweest van de zonen van het gezin. Aan deze zijde is nog een deur, maar het is niet onmiddellijk duidelijk waar deze naartoe leidt.

Na kennis gemaakt te hebben met Friedl, wijst Njord Marius een alkoof toe en toont hem de badruimte. Marius dankt hem en geniet even later van het warme water dat over zijn huid stroomt.

Een uurtje later schuift hij bij aan tafel. Njord zit aan het hoofd ervan, op een mooie met de hand gesneden stoel. Rechts naast hem zit zijn vrouw Friedl, het dichtst bij de kookplaats. Naast haar zit Torben, de oudste zoon. Links naast Njord zit Marius; hij is de eregast van deze avond. En naast Marius zit Runnar. Voor hen staat een kom dampende soep op tafel, met daarnaast een homp donkerbruin brood.

"Ik hoop dat de opfrisbeurt je deugd heeft gedaan, waarde gezant. Laat de maaltijd je maar smaken, we praten straks verder, bij een glaasje en een pijpje!", zegt Njord, en geeft daarmee het sein om de maaltijd te starten.


Voorjaar 2021, Noord- Finland, een paar uur later.

Marius heeft de voorbije 2 uur ruimschoots ingehaald wat hij op de rug van Oliver had moeten missen. Daar had hij het moeten stellen met wat brood, kaas, confituur en een fles verkwikkend water. De gerechten die Friedl hem tijdens de voorbije maaltijd heeft voorgeschoteld waren stuk voor stuk lekker, en er waren smaken bij die hij nog nooit had geproefd.

Nu hebben Marius en de gastheer zich in een zeteltje aan het vuur gevleid en met een glaasje mede in de hand kijken ze allebei voldaan naar het vuur. Njord staat op, haalt 2 lange staande pijpen uit een vilten zak en stopt ze allebei met een zeer indringend geurende tabak. Hij geeft één van de pijpen aan Marius, steekt een takje aan bij het open vuur, blaast het weer uit en met het smeulende hout steekt hij zijn eigen pijp aan. Daarna geeft hij het smeulende stokje door. Een rijke, naar karamel en honing geurende rook begint de ruimte langzaamaan te vullen. Friedl legt de laatste hand aan de afwas, neemt een breiwerkje en gaat een beetje verder ook in een zeteltje zitten. Van Torben en Runnar is geen spoor te bekennen. Zij zijn na het eten door de deur in de hoek van de ruimte gestapt en zijn nog steeds niet teruggekeerd.

Njord stelt na een paar halen aan zijn pijp de eerste vraag: "Vertel eens gezant, hoe was de reis tot nu toe?". Marius steekt van wal: "Wel, zoals ik daarnet aan tafel al zei, wonen mijn familie en ik in het centrum van de hoofdstad van onze gouw. Onze gouw is heel dicht bewoond door de mensen, en we moeten als kabouters dus wel extra voorzichtigheid aan de dag leggen. Ik verliet onze gouw op nieuwe maan zo'n 10 dagen geleden. Het begin van de reis naar het noorden heb ik eerst gemaakt op de rug van een haas, en dan van een vos. Zij brachten mij naar de bosrijke gebieden aan het noorden van wat de mensen België noemen. Daar werd de rol overgenomen door een jonge reebok die toch wou migreren naar wat men de Veluwe noemt. De reebok bracht mij naar een op voorhand afgesproken plek, die ons voor de winter bezorgd werd door een trekkende buizerd. En daar ontmoette ik de ganzen die mij eerder deze avond hier hebben afgezet. En eigenlijk is daarmee alles tot nu toe perfect verlopen zoals het was gepland!", vat Marius zijn tocht samen.

Njord knikt aandachtig terwijl hij rookkringen voor zich uit blaast. "Gezien je leeftijd ben je nog niet zo lang gezant van de koning veronderstel ik?". "Neen," antwoordt Marius, "dit is nog maar mijn vierde reis. Het zou eigenlijk zelfs nog maar mijn derde moeten zijn. Twee jaar geleden brak mijn broer echter een paar weken voor de afreis een been en moest hij zijn tocht dus aan mij overlaten...".

De gastheer neemt over: "Wel, ik moet je ook iets vertellen. Ik ben zelf ook gezant geweest, maar die taak ligt al een paar jaar achter mij. Mijn zonen hebben dat al zo'n 20 jaar overgenomen. Ze zijn na het eten vertrokken omdat ze morgen met jou meereizen. Runnar zal jou en zijn broer begeleiden totdat Luna, de wolvin die jullie morgenavond komt ophalen, weer aansluit bij haar roedel. Torben wou natuurlijk nog afscheid nemen van zijn familie, jullie zullen toch een paar maanden weg zijn. Achter dat deurtje daar in de hoek is een gang die leidt naar 3 andere berken. In één daarvan woont het gezin van mijn broer, en in de andere twee wonen mijn twee zonen, de huidige gezanten van dit grensgebied.".

De twee praten nog een tijdje verder, de glaasjes worden nog een keer gevuld en voor ze het weten is het tijd voor een welverdiende slaap.


Voorjaar 2021, Noord-Finland, een dag later, late namiddag.

Marius wordt wakker omdat hij keukengeluiden hoort aan de andere kant van zijn alkoofdeurtjes. Hij voelt aan zijn interne klok, zijn maag, dat hij veel langer geslapen heeft dan normaal. Hij opent één van de deurtjes en Friedl lacht hem meteen toe. "Zo, daar is hij!", roept ze enthousiast. "Goed geslapen, gezant? Ga je maar snel opfrissen, ik maak ondertussen een stevig ontbijt. De mannen zijn al bezig met de voorbereidingen van de reis deze nacht. Eén van hen komt je binnen een uurtje halen!". Marius stapt uit zijn bedstee en rekt zich even uit. Hij haast zich naar de wc, en nadien naar de badruimte. Na nog geen half uur is hij er klaar voor, hij is weer aangekleed in zijn reisplunje. Zijn plunjezak is klaargemaakt en zijn waterfles is bijgevuld. Zijn knapzak zal hij wel vullen aan de ontbijttafel bij Friedl.

Een paar tellen later zit Marius te genieten van een ongelofelijk heerlijk ontbijt. Er is vers brood, verschillende soorten gedroogde noten, honing, ingemaakte bessen en vruchten. Er is ook verse melk, en er zijn verschillende soorten kruidenthee om uit te kiezen. Bij ééntje staat een fraai in hout gesneden minikaboutertje. Wanneer Friedl ziet dat Marius naar het figuurtje kijkt legt ze uit wat het betekent: "Njord heeft het figuurtje achtergelaten bij deze thee zodat niemand die zou vergeten. Aan het eind van je ontbijt moet je minstens één kopje van deze thee drinken. De rit op de rug van een wolf is op z’n zachtst gezegd een avontuur. De thee zal ervoor zorgen dat je al dit heerlijks binnen kan houden...".

Een paar minuten later gaat de deur open die naar de grote gang leidt, en twee potige kabouters stappen naar binnen. Eentje herkent Marius onmiddellijk, het is Runnar. De andere heeft hij nog niet eerder gezien; hij is ouder en lijkt een beetje op Njord. De twee stappen resoluut op Marius toe. "Ik zal me even voorstellen..." zegt de oudste kabouter. "Eirik is de naam. Ik ben de broer van Njord en ook voormalig gezant van de koning. Het spijt me zeer dat ik er gisterenavond niet bij kon zijn. Er was een everzwijn dat dringend medische hulp nodig had, en toen ik terug was lag jij al mooi in dromenland. Ook van mij een warm welkom!".

Runnar vervolgt: "Ben je bijna klaar? We moeten ons niet haasten, maar toch. Een koppel bonte kraaien is ons zonet komen melden dat Luna op schema is en binnen minder dan een uur hier zal zijn!". "Ik ben er klaar voor!" zegt Marius, en hij staat op. Terwijl hij het laatste slokje van de thee tegen de misselijkheid drinkt, maakt hij aanstalten om één en ander te verzamelen van de ontbijttafel, maar nog voor hij kan starten houden Eirik en Runnar hem tegen en zeggen hem dat daar al voor gezorgd is.

Enkele minuten later staan ze met vijf kabouters in het actieve deel van het rangeerstation. Het is blijkbaar al een bedrijvige namiddag geweest. Torben en Runnar hebben al een dikker plunje aan dan gisterenavond. Een aantal van de zadelbokken, inclusief de zadels, ontbreken. Marius geeft nogmaals zijn ogen de kost. Wat opvalt is een tafel niet zo ver van de deur die uitgeeft op de buitenkant van de berk waaronder ze zich bevinden. En inderdaad, dat is waar de andere vier hem nu naartoe leiden.

Op de tafel ligt een plunjezak die beduidend groter is dan de zijne. "Stop daar jouw spullen maar in," zegt Njord "jouw zak mag je hier laten, die komt wel terecht. Nadien mag je daar deze poolkleding aan toevoegen. Het mag dan wel lente zijn, zoals je weet is het daar in het Hoge Noorden altijd koud!". Naast de poolkleding liggen een aantal verschillende pakketten. "Ze liggen in volgorde," zegt Njord, "dit is jouw rantsoen voor de komende 3 weken. Maak je geen zorgen, het zal je aan niets ontbreken!". Als laatste liggen op de tafel een ruime, zeer comfortabel uitziende grijswitte bontjas, een kabouterbontmuts met uitklapbare oorschelpen, en bonten kabouterlaarzen. Marius begint lichtjes te zweten wanneer hij al deze warme kleding bij elkaar ziet. Niet veel later kan je alleen aan zijn lengte zien dat Marius niet van deze regio afkomstig is.

Eenmaal omgekleed openen ze de buitendeur, en daar ziet Marius direct waar de bokken, de zadels en het bijhorende optuigmateriaal naartoe zijn: ze staan mooi opgesteld in de boomholte. Eén van de zadels is al opgetuigd op een schijnbaar slapende poolvos. "Dit is Lumi, hij zal mij vannacht vervoeren," zegt Runnar, "en ik reis met jullie mee tot Luna terug bij haar roedel is aangesloten!". Terwijl Runnar praat opent Lumi één oog en knipoogt naar Marius.

Njord en Eirik beginnen met de voorbereidingen van de optuigprocedure van de wolf. Plots schiet Lumi wakker en gaat rechtop staan, in een ietwat defensieve houding. En dan verschijnt ze, Luna, een pracht van een dier. Haar grijsbruine vracht schittert in het aanwezige maanlicht.

Luna communiceert kort met Lumi en dan iets uitgebreider met Njord en Eirik. Die twee beginnen daarna met het optuigen van Luna met twee zadels, en niet veel later staan ze klaar om te vertrekken. Na een kort afscheidswoordje van Njord gaan ze ervoor. Eerst vertrekt Lumi, en ongeveer een halve minuut later Luna. Ondertussen praat Torben Marius bij: Luna heeft de voorbije nacht een geurspoor aangebracht, dat door Lumi gevolgd wordt. Zij en Runnar kijken of er geen gevaar dreigt. "Zet je maar schrap, het wordt een ruwe nacht. En hou je maar gedeisd, de eerste uren gaan we vaak door zeer dichte naaldbossen reizen. Als je blijft haperen aan een laaghangende tak zal je een serieuze zwiep maken!". Marius neemt de raad voor waar, gespt alles nog eens goed aan en drukt zich zo dicht mogelijk bij de pels van Luna.

Een paar kilometer verder staan een paar rendieren nog wat te grazen. Plots rent een vos op nog geen 20 meter voor hen aan hoge snelheid voorbij. Niet veel later volgt een wolvin. De beesten slaan er niet veel acht op en grazen rustig verder.


Voorjaar 2021, Noord-Finland, ergens na middernacht.

Lumi de vos en Luna de wolvin rennen door de naaldbossen van Noord-Finland. Runnar waakt over de rechterflank van het pad, Lumi over de richting waar ze naartoe hollen. Luna houdt deels het pad en ook deels de linkerflank in de gaten. Al is er op dit moment van links weinig te vrezen: een rotswand zorgt voor natuurlijke bescherming.

Marius probeert boven het geluid van de hollende dieren uit, toch een vraag te stellen aan Torben: "Waarom zijn jullie zo bedachtzaam en voorzichtig? Dit ziet er toch een liefelijk bos uit met alleen maar dieren die ons goed gezind zijn?". "Vergis je niet," antwoordt Torben "in deze streek leven ook trollen, en hun aantal is sterk toegenomen. Ze zijn in grote delen van het koninkrijk verdrongen door de mensen, maar hier in deze uitgestrekte bossen staan ze nog sterk. We zijn daarnet een verdekte sneeuwuil gepasseerd en die schreeuwde ons toe dat er verderop trollen op pad zijn. We zullen pas echt veilig zijn als we omringd zijn door een roedel wolven. Die uitdaging durven trollen niet aan!". Ondertussen gaat de tocht in een rotvaart verder.

Een paar uur later is het tempo van de vos en de wolf iets gezakt, maar ze vorderen nog steeds gestaag. En dan klinkt vanuit het niets het gehuil van een alfawolf. Luna's oren gaan heel hoog staan en haar staart gaat een standje naar beneden. Ze beantwoordt het gehuil. Torben waarschuwt op hetzelfde moment Marius: "Dit was geen verwelkomingsgehuil, maar een waarschuwing. Er is gevaar vóór ons!".

Alles gaat opeens weer een stuk sneller, zo ook de gebeurtenissen. Op het pad vóór hen duikt plots een trol op. Het is een afgrijselijk en weerzinwekkend wezen, dat nog het best omschreven kan worden als een lelijk uitgevallen hond, al is die vergelijking eigenlijk een belediging voor honden.

Een trol is ongeveer 1m30 groot, en loopt rechtop. Zijn kop is naar verhouding te groot voor zijn lijf, en net zoals bij sommige primaten slepen zijn handen op de grond. Die handen, of zijn het poten, hebben maar vier vingers. Zijn voeten zijn, net als zijn hoofd, niet in proportie. Hij is volledig bedekt met donkerbruin haar, met hier en daar plukken borstelig zwart haar. Zijn ogen zijn klein en liggen diep in hun kassen, en aan de zijkant van zijn kop hangen twee vlezige lappen, die blijkbaar oren zijn. In het midden van zijn kop prijkt een neus die lijkt op een of andere exotische vrucht, waaruit altijd een grote snottebel druipt. En hij heeft een staart die schijnbaar vooral dient om het disproportioneel lijf in een soort wankel evenwicht te houden.

Luna schreeuwt wat instructies naar Lumi. Na een kort antwoord splitst het duo zich op. Lumi neemt een afslag tussen twee bomen naar links. Op hetzelfde moment schiet Luna onder een gevallen boom van het pad af naar rechts. De gekozen weg is moeilijker dan het pad, maar Luna is sterk en behendig en de geaccidenteerde route bezorgt haar geen problemen. Al moet gezegd dat de gezichten van Marius en Torben toch wat witter zien dan een paar tellen geleden.

Het gaat een paar honderd meter goed, maar dan gaat het bijna helemaal fout. Vóór hen duiken twee andere trollen op, die hun positie zo gekozen hebben dat Luna geen kant meer op kan, behalve terugkeren. De eerste trol is haar echter gevolgd en blokkeert de terugweg. Luna gaat vol in de remmen en komt plots tot stilstand - gelukkig zaten de kabouters stevig in het zadel, anders waren ze naar voren gekatapulteerd. Luna ontbloot haar tanden en een ijzig gegrom komt uit haar muil. De trollen laten zich daar echter niet door afschrikken en komen dichterbij, en ook al hebben ze een beperkt denkvermogen, weet Marius dat hun instinct hen toch ver kan brengen.

De trol die Luna achtervolgde blijft op zo’n vier meter staan, maar zijn plaats, zijn houding en zijn zwierende armen beletten de aftocht naar achteren. Dan gaan de twee trollen vóór Luna tot de aanval over. De kleinste van de twee schept met één van zijn poten wat aarde en bladeren van de grond en gooit ze in de richting van Luna. De andere doet hetzelfde, maar swingt zijn arm verder richting de muil van Luna. Maar dan gebeurt het. Uit alle windstreken verschijnen plots wolven. Eén ervan plant zijn tanden in de arm van de laatst vernoemde trol. Een andere valt diezelfde trol langs achteren aan en bijt in zijn nek. En een derde plant zijn 4 hoektanden in het been van de trol. Met de andere twee trollen gebeurt ongeveer hetzelfde, al zijn er variaties op het thema. Nog voor het gevecht op gang komt is het al voorbij: de trollen zetten het op een lopen. De wolven achtervolgen ze nog even en delen hier en daar nog een beet uit, maar al snel staken ze de achtervolging en vervoegen ze Luna en Lumi, die ondertussen opnieuw is aangesloten. Iedereen is ongedeerd uit de strijd gekomen, maar ondanks de goede afloop zien de kabouters er toch maar wat bleekjes uit...


Voorjaar 2021, Noord-Finland, ruim na middernacht.

Niet veel later zijn Lumi en Luna omringd door negen wolven. Het zijn allemaal relatief jonge, mooie en sterke dieren. Vóór Luna staat een groot alfamannetje. Hij heeft een zwarte vacht, met hier en daar een streepje zilvergrijs. Zijn staart staat bijna loodrecht naar omhoog. Hij spreekt Luna autoritair, maar zacht toe: "Dat heb je heel goed gedaan. Je geurspoor heeft ons recht naar jou gebracht. Die trollen zijn bijzaak. Die zullen de komende dagen ergens in een hol hun wonden moeten likken, en dat met een lege maag!".

Daarna richt de alfawolf zich tot de kabouters: "Dag waarde gezanten. Het is ons een eer jullie de komende dagen te begeleiden naar het hof van Koning Alaric. Laat mij ons eerst even voorstellen. Wij zijn tien wolven uit tien verschillende roedels uit de wijde omgeving. Mijn naam is Ay. Rond jullie staan, links van mij te beginnen, Lua, Tsuki, Chand, Kuu, Bulan, Inyanga, Mwezi en Qamar. Luna kennen jullie uiteraard al. Wij gaan jullie begeleiden en beschermen tot aan de voordeur van het koninklijk hof. Laten we niet talmen, want er zijn nog meer trollen en ander ongedierte op pad tussen hier en ons doel.".

De kabouters danken de wolven. Ze nemen ook afscheid van Runnar en Lumi. Zowel Marius als Torben spreken hun bezorgdheid uit over de terugtocht, maar Runnar stelt hen meermaals gerust. Lumi kent vele paden en holen waar trollen geen weet van hebben en trouwens ook niet door kunnen. Op dat eigenste moment landt er ook een sneeuwuil op een tak boven Lumi. Runnar stelt de uil voor als Vettä, en vertelt dat hij hun ogen en oren zal zijn vanuit de lucht tijdens hun terugreis.

Na nog een korte pauze vertrekken ze. Lumi en Vettä vertrekken behoedzaam terug naar het zuiden. De wolven verzamelen in een soort van gevechtspatrouille-formatie, en terwijl ze zich in beweging zetten naar het noordoosten, merkt Marius een nieuwe sneeuwuil op die boven hen vliegt. Torben ziet dat Marius het dier bemerkt, maar verzekert hem dan met een fijn lachje dat die al een hele tijd de wacht houdt hoog in de lucht...


Voorjaar 2021, Noord-Finland.

Marius ligt half te slapen, half te overpeinzen wat hij de laatste maand allemaal heeft meegemaakt. Het was al een heel avontuur, maar de laatste dagen spannen de spreekwoordelijke kroon. Hij zit ondertussen al meer dan een week op de rug van Luna, terwijl ze door een schitterend en soms betoverend landschap lopen. Marius heeft zich ondertussen al aardig aangepast aan het gezelschap van de wolven, ondanks het feit dat die in zijn gouw al meer dan 100 jaar niet meer voorkomen.

De wolven lopen niet dag en nacht. Ze lopen 6 à 8 uren per nacht en zoeken dan een beschutte plek om de dag door te brengen en te slapen. Om de 2 à 3 dagen gaan er een aantal wolven op jacht, om de hongerige magen van de roedel te vullen. Torben en Marius maken tijdens deze pauzes tijd om hun door elkaar geschudde lijven te laten bekomen, te eten en te slapen.

Marius denkt onwillekeurig aan het gesprek dat hij had met Torben op de tweede rustplek. Het was hem toen opgevallen dat Ay en Torben in de loop van de avond een kleine wandeling maakten rond de rustplek, en toen ze terugkwamen Ay onmiddellijk met de roedel deelde welke richting ze de komende nacht moesten volgen. Marius' interesse was gewekt, en een korte vraag aan Torben bracht het antwoord: "De wolven weten eigenlijk niet waar ze ons naartoe moeten brengen. Ze hebben onze hulp nodig om het paleis van de koning te vinden. Op de rustplaatsen zijn twee aanwijzingen te vinden, die zijn gemarkeerd met een voor wolven herkenbare geur, zodat ze zonder probleem kunnen gevonden worden. Wij moeten echter de aanwijzingen lezen en ze doorgeven aan de wolven. De code is niet zo moeilijk, maar wolven kunnen niet lezen hé. Die sporen zijn trouwens uitgezet door de Siberische wachters van het koninklijk hof. Zij staan in voor de veiligheid van de koning en zijn familie, en het is ook hun taak om het iedereen zo moeilijk mogelijk te maken om bij het hof te geraken, ook zij die alleen maar goede bedoelingen hebben...".

Sinds dit gesprek vergezelt Marius steeds Torben en Ay bij hun verkenningen. Hij is ondertussen al zeer bedreven geworden in het lezen en vertalen van de codes. De ene code geeft altijd een richting weer, en deze bestaat altijd uit een combinatie van pijltjes. De pijltjes spreken eigenlijk voor zich: ééntje wijst naar boven voor noord, ééntje naar rechts voor oost en zo verder.

Vandaag vonden ze deze aanwijzingen.




Deze aanwijzingen stonden voor NNNO en 75, of 75 km.

Eergisteren vonden ze deze aanwijzingen. Die stonden dan weer voor ONO en 130 km.




Marius kijkt al uit naar de volgende rustplaats. Hij is van plan om Torben te vragen om het omrekenen eens alleen te doen, want hij heeft het gevoel dat hij het dierendialect van de wolven ook al behoorlijk onder de knie heeft.


Voorjaar 2021, grensgebied Finland - Rusland.

Ook al is het reeds voorjaar, in deze streek is de sneeuw nog ruim aanwezig. Maar toch zijn er hier en daar al plekken sneeuwvrij, en als je goed kijkt zie je soms al een sprietje vers gras, en de eerste stengeltjes van een bloemetje.

De wolven schieten goed op. Elke nacht lopen ze 60 à 70 km, en veel weerstand zijn ze niet meer tegengekomen. Al moet gezegd worden dat dat ook veel te maken heeft met hun beschermer in de lucht. De sneeuwuil heeft zich een paar stops geleden voorgesteld als Myrsky. Dat was nadat hij de nacht ervoor de wolven en hun passagiers had gewaarschuwd voor een hinderlaag van een groep trollen. Op het geplande traject hadden 4 trollen zich tussen de rotsen verdoken opgesteld. Er waren ook op de twee alternatieve routes links en rechts van dat pad trollen geposteerd. Maar Myrsky had zich voortreffelijk van zijn taak gekweten: hij was zoals altijd een uurtje vroeger dan de wolven vertrokken en had zodoende de trollen hun stuntelige voorbereiding van de hinderlaag gezien. Hij was dan teruggekeerd naar de roedel, en die had zonder problemen het gevaar kunnen ontwijken. Het had hen wel een omweg van ruim een uur gekost, maar dat hadden ze er graag voor over.

Verder was er niets spannends gebeurd de voorbije dagen.

Op de vorige rustplaats hadden Torben en Marius naast de aanwijzingen voor de route en de volgende halte ook een extra aanwijzing gevonden. Als ze die juist geïnterpreteerd hebben betekent die dat ze nog ongeveer 3 dagen te reizen hebben.


Voorjaar 2021, grensgebied Finland - Noordwest-Rusland.

Eergisteren hadden de wolven hun laatste aanwijzing gekregen, en om één of andere reden hadden ze er de voorbije nachten vaart achter gezet.

Het was Marius opgevallen dat er de laatste dagen schijnbaar iets veranderd was aan het landschap: er was een soort van feeërieke sluier over gevallen. De sneeuw was net iets witter dan voordien en zag er meer uit als een donsdeken dan als sneeuw. De dennen en sparren stonden fier en sterk in de wind en hun groene naalden staken fel af tegen het wit van de sneeuw. De zichtbare mossen en korstmossen leken wel kussentjes bezaaid met diamanten en edelstenen. De weinige stroompjes met smeltwater waren gevuld met het helderste water, en hier en daar zag je aan de rand van die stroompjes de eerste tekenen van de lente.

Ondanks al dit moois voelde Marius dat de wolven nerveus waren. Hij keek naar Torben, en die had direct door waarom hij dat deed. "We zijn er bijna", zei hij, "en het zal niet lang meer duren voor we het welkomstcomité zullen ontmoeten. Wat ik meen te begrijpen uit het weinige dat we weten is dat in de huidige situatie aan het hof de Siberische wachters niet alleen zullen zijn...".

Nog geen uur later naderen de wolven een grote rotsformatie, en van zodra ze die bereikt hebben vertragen ze tot staptempo. Niet veel later ziet Marius waarom de wolven zo behoedzaam de rotsen naderen: vóór hen doemen zeven bruine beren op. Ze zitten in een halve cirkel, en daarin staan 7 kabouters zich te warmen aan een klein kampvuurtje. Zes van hen zijn nog eens een kop groter dan Torben, en ze hebben lange ruige baarden en dragen lange donkere mantels. Marius bedenkt dat dit Siberische wachten van het hof moeten zijn. De zevende kabouter is iets kleiner. Hij is zeer statig gekleed. Hij draagt een lange witte bontjas met een bijpassende bontmuts. Enkele zwarte accenten en een gouden amulet op zijn borst maken hem zichtbaar in de sneeuw.

De wolven stoppen abrupt bij het zien van de beren, en alle staarten gaan omlaag. Ze erkennen duidelijk hun meerdere in de beren. Er volgt een korte conversatie tussen Ay en Luna. Zij gaat rustig liggen, zodat de kabouters kunnen afstijgen. Torben ontlast Luna van de zadels en het tuig, en ze gaat weer staan. Marius en Ay hebben ondertussen afscheid genomen, en dan gebeurt er iets magisch. Alle wolven maken eerst een buiging richting de statig geklede kabouter, en daarna een net iets diepere buiging richting Marius en Torben. Het moment duurt maar even, maar toch ziet Marius een glinstering in Luna's ogen. En plots keren alle wolven om en vertrekken in ijltempo in de richting waaruit ze gekomen zijn.

Nu is het de beurt aan Marius en Torben om zich om te draaien. De zeven kabouters zijn naar hen toe gewandeld. Het gezicht van de statige kabouter kijkt ernstig, maar niet onvriendelijk. Hij neemt het woord.


Voorjaar 2021, grensgebied Finland - Noordwest-Rusland.

Marius zit op de rug van een bruine beer, achter één van de Siberische wachters. Enerzijds is dat een zegen, de wachter houdt hem immers grotendeels uit de wind. Anderzijds heeft hij niet veel aan zijn compagnon - hij had gisteren al snel gemerkt dat er uit alle wachten geen woord komt. Ofwel spreken ze de standaard kaboutertaal niet, ofwel kunnen ze niet spreken...

De zevende kabouter had hen gisteren wel toegesproken. Hij had zich voorgesteld als meester Vitya, één van de adviseurs van de koning. Hij had hen ook op de hoogte gebracht waarom al deze voorzichtigheid nodig was: het koninklijk hof was van Siberië naar deze streek verhuisd omdat er op de oude locatie iets heel ernstigs gebeurd was. Wat, daar kon of wou Vitya niet op ingaan. Hij zei enkel dat de koning alle gezanten, eenmaal ze allen zouden zijn aangekomen, tegelijk zou inlichten over de toedracht. Hij voegde er ook nog aan toe dat deze verandering van locatie heel wat moeite gekost had: er moesten niet minder dan honderdvijftig kabouters onverwachts een andere route volgen, en daarvoor hadden zowel rangeerstations als het dierenrijk een enorme inspanning moeten leveren. Nadien had Vitya hen aangeraden om wat te rusten bij het vuur. De dag daarna zouden de beren hen het laatste stukje naar het hof brengen.

En ondertussen waren ze al een hele tijd bezig aan dat laatste stukje. Marius had gemerkt dat de beren al een tijdje op één rij liepen, en telkens hij achterom keek zag hij dat er maar één spoor was. De beren stapten mooi in elkaars voetsporen, zodat het leek alsof er maar één beer op pad was.

In de verte ziet Marius al eventjes een kleine bergformatie dichterbij komen, en de groep begeeft zich duidelijk in die richting. En nu ze bijna aan de voet van die keten zijn tekent zich duidelijk een pad af dat langzaam naar omhoog leidt.


Voorjaar 2021, Noordwest-Rusland.

Marius staat zich te warmen aan één van de kleine vuurkorven die hier zijn opgesteld. Hij kijkt naar de poort waar hij een klein uurtje geleden was afgezet door "zijn" beer. Naast hem staat Torben, en aan hun vuurkorf hebben ondertussen nog drie andere kabouters plaatsgenomen. Daarnet hebben ze zich aan elkaar voorgesteld. Bernd is gezant voor de Oost-Pruisense Gouw, Mogens voor de Danmarkse Gouw en Lorne voor Scotia en Dalriada. Veel meer dan dat voorstelrondje hadden ze niet gedaan - ze waren alle vijf in mindere of meerdere mate verkleumd.

Marius was er dankzij de kleren die hij van Torbens familie had gekregen, samen met Torben, het best aan toe van het vijftal. Dat gaf hem na een paar minuten de tijd om even wat rond te kijken. Ze stonden in een grote, maar lage grot. Het pad dat hen een paar uur geleden de bergen in leidde, eindigde op een soort plateau, waar zowel beren als vogels hun passagiers konden afleveren. In de bergwand was een relatief goed gecamoufleerde poort gekapt die toegang gaf tot de ruimte waar ze zich nu bevonden. Die kon je als een primitief ingerichte ontvangstruimte beschouwen: er was plaats om optuigmateriaal en zadels achter te laten, en er was een ruimte waar elke kabouter zijn persoonlijk materiaal in een speciaal daarvoor gemaakte kar kon plaatsen. Op elke kar stond een nummer, en aan één van de handvaten van die kar hing een touwtje met daaraan een mooi houten plakkaatje met daarin hetzelfde nummer gebrand. Marius en Torben hadden, net zoals de meeste andere kabouters, dat plakkaatje rond hun nek gehangen.

In de centrale ruimte stonden verschillende vuurkorven waar de aangekomen gezanten even konden wachten voor ze naar de inschrijftafel geleid werden. Die stond helemaal achteraan in de ruimte, met daarachter een bewaakte deur. Marius moest terugdenken aan zijn vorige twee bezoeken aan het koninklijk hof. Toen was de ontvangst veel gemoedelijker, veel warmer en met veel meer vertrouwen verlopen, en hij vraagt zich dan ook af wat het hof zou overkomen zijn, dat ze hun toevlucht hadden gezocht in dit kille oord.

Een kwartier later is Marius aan de beurt. Hij wordt opgehaald door een statige bode, die de gezanten één voor één naar de inschrijftafel brengt. Marius herkent de kabouter van één van zijn vorige bezoeken, en dit is wederzijds. Onmiddellijk verandert het gezicht van de bode - hij wordt een pak vriendelijker en er kan zelfs een fijn lachje af. Marius krijgt echter de tijd niet om een praatje te maken.

Het inschrijven gaat vlot en blijkt eigenlijk een formaliteit. Marius krijgt te horen dat het nummer op zijn buik ook het nummer is van zijn eigen persoonlijke ruimte, en dat die ruimtes gelegen zijn in iets grotere vertrekken, telkens per vijftien. Marius heeft nummer drieënzeventig gekregen, en Torben nummer vierenzeventig. Ze zijn dus buren.

Nog eens een half uur later is Marius geïnstalleerd in kamer drieënzeventig. Het stelt niet zoveel voor: de kamer heeft een alkoof, een tafel en een stoel, een wasbak met een kruik water en een kleine lamp. Die geeft desondanks toch behoorlijk wat licht en straalt een zeer welkome warmte uit. Op de grond ligt een warme mat, en de alkoof is uitgevoerd in hout. De muren zelf zijn ruw en van steen. Deze ruimte is duidelijk nog niet zo lang geleden uitgehakt in deze berg.

In de ruimte die omcirkeld wordt door kamers eenenzestig tot vijfenzeventig staat centraal een vuurplaats met een schouw die door het verlaagde stenen plafond leidt. Aan één kant van het vuur is een ruime zithoek gemaakt, met vooral houten banken en dekentjes. Alle zitplaatsen zijn naar het vuur gericht. Aan de andere kant van het vuur staat een lange tafel met twee banken waaraan wel twintig kabouters kunnen zitten. Tussen zithoek en eethoek is er een grote warmhoud-kookplaat aan het vuur gemaakt, en daaronder is een rek gemonteerd met allerlei potten en pannen. Aan de overzijde van het vuur is er een lage kast, gevuld met borden en bestek en ander eetgerei.

Marius ziet dat zijn 14 buren allemaal bezig zijn hun kamertje in te richten en dat ze met hun persoonlijk materiaal proberen er een zo gezellig mogelijke plek van te maken. Plotseling worden ze allemaal onderbroken. De bode die hen naar de inschrijftafel heeft geleid is binnengewandeld, heeft een belletje laten rinkelen en heeft dan met luide stem de kabouters uitgenodigd voor de ontvangstrede van de koning. Die zou morgen doorgaan om middernacht; dan zouden alle gezanten zijn aangekomen.

De bode is nauwelijks uitgesproken, of een stroom kabouters en kaboutervrouwtjes komt de ruimte binnen met dampende kommen en potten, en zetten die neer op de warmhoudplaat naast het vuur. Het avondmaal is aangekomen. Onmiddellijk stijgt zowel de spreekwoordelijke als de echte temperatuur van de ruimte met een paar graden.

Vele uren later ligt Marius wat naar het plafond te kijken en zich af te vragen wat er nu eigenlijk aan de hand zou zijn, en een voor hem nog veel belangrijker vraag: is zij hier ook?


Voorjaar 2021, Noordwest-Rusland.

In een grote halve cirkel zitten wel 250 kabouters keurig op een tiental rijen rond een klein bescheiden podium met daarop een eenvoudige in hout gesneden troon, met aan beide zijden daarvan telkens 5 stoelen.

De zaal waarin ze zitten ligt centraal in de berg waar het koninklijk hof zich nu bevindt. Ze is rond en wordt verlicht met vele mysterieuze lampen van hetzelfde type als die in Marius zijn privévertrek, alleen zijn deze groter en de warmte die ze uitstralen is aanmerkelijk feller. Verder wordt de ruimte verwarmd met een tiental houtkachels, die niet alleen als warmtebron dienst doen maar ook als warmhoudplaat. De kabouters hebben bij binnenkomen een mooie, in hout gesneden beker ontvangen, gevuld met een zeer lekker en warm drankje. Op de kachels staan grote potten die nog meer van dit lekker spul warm houden. Rondom de zaal zijn een aantal ingangen, en die worden allemaal bewaakt door meerdere Siberische wachters.

Plots klinkt een heldere en luide bel. Iedereen staat recht, en de koning komt binnen, voorafgegaan en gevolgd door een klein maar statig gevolg. Marius herkent meester Vitya als één van de leden daarvan. De koning ziet er moe uit, en hij loopt een klein beetje gebogen, alsof er een last op zijn schouders rust. Nadat ze zich hebben geïnstalleerd blijken er twee stoelen leeg te zijn, die links en rechts naast de koninklijke troon.

Na een paar woorden ter introductie van onder andere meester Vitya neemt de koning uiteindelijk het woord. "Beste gezanten, welkom in mijn nieuwe woonst. Jullie zullen wel gemerkt hebben dat het hof hier nog niet lang verblijft, maar ik ben fier en trots op mijn medewerkers dat ze in slechts een paar maanden dit alles voor mekaar hebben gekregen. Jullie zullen zich ongetwijfeld afvragen waarom ik onze prachtige vorige woonst moest verlaten en in allerijl zo ver moest reizen met het hof. Het antwoord is heel éénvoudig maar intriest: het komt door de mens. Zijn activiteiten maken het voor alle leven op aarde moeilijker en moeilijker om het hoofd boven water te houden, en in ons geval mag je dat zelfs vrij letterlijk nemen. Door de menselijke activiteiten was de grond waar het vorige hof zich bevond aan het ontdooien, en naast het smeltwater werden we daar ook geconfronteerd met opstijgende gassen die het leven op de oude locatie onmogelijk maakten. We zijn aan het einde van vorige lente in allerijl moeten vertrekken, en we zijn hier uitgekomen...".

Een zacht maar afkeurend gegrom weerklinkt in de zaal, en bij vele kabouters kan je aan hun gezichten aflezen wat ze denken.

De koning gaat verder: "Ik weet dat sommigen onder jullie al pogingen ondernomen hebben om met de mensen te praten en hen te wijzen op de gevolgen van hun gedrag. Maar we zijn te klein en we zijn met te weinig om iets te veranderen aan deze situatie. Ik zal de komende dagen met jullie allemaal een persoonlijk gesprek voeren en kijken hoe we deze situatie verder kunnen aanpakken. Voorlopig neemt het hof hier zijn toevlucht. We gaan deze plek zo gezellig mogelijk aankleden, en vanaf nu zal de Koninklijke Raad telkens hier plaatsvinden. Maar hoelang we het hier nog gaan uithouden is nog maar de vraag!".

Op dat moment klinkt weer de heldere bel. Iedereen staat weer op, en door de strengst bewaakte deur stappen twee kaboutervrouwtjes. Eentje herkent Marius als koningin Soll, en de tweede is prinses Estral. De twee zijn nog maar pas de zaal binnengekomen als de ogen van de prinses de ogen van Marius zoeken en vinden. "Ze is er!" denkt Marius, en hij ziet in haar ogen dat ook zij blij is dat hij er is. Aan haar gezicht valt verder niets te merken, en niemand in de zaal beseft dat er op dat moment een plan in werking treedt.




September 2022, in een donker bos in een verlaten vossenhol, ’s nachts.

Twee kabouters, een kabouter en een kaboutervrouw, zitten tegenover elkaar aan een minuscuul kampvuurtje. Ze kijken beiden zwijgend voor zich uit. Rond hen ligt, mooi geordend, reismateriaal. Het is zowel aan de locatie als aan het materiaal te zien dat dit reizende kabouters zijn. De kaboutervrouw verbreekt de stilte. "Marius" - de kabouter kijkt op en kijkt recht in de oogjes van zijn reispartner - "gaan ze ons wel geloven?".

"Of ze ons nu geloven of niet, Estral, ik weet dat ze van mij sowieso zullen zeggen dat ik een dwarsligger ben, en wat ze misschien over jou zullen zeggen durf ik zelfs niet over mijn lippen te laten komen. Maar dat mag ons er niet van weerhouden om onze plannen door te zetten. We kunnen nu niet opgeven, we zijn al zo lang onderweg en we zijn al zo ver gekomen. En ik weet het, die horden Siberische wachters die ze achter ons aan gestuurd hebben zullen we op ons pad blijven tegenkomen. Het zal er zeker niet gemakkelijker op worden, maar wat die tot nu toe ook geprobeerd hebben, het lukt ze blijkbaar toch niet om ons spoor te vinden en al zeker niet om ons te pakken te krijgen. We mogen de hoop niet opgeven!".

Beide kabouters kijken elkaar zwijgend aan. Ze beseffen dat ze niet alleen moeten omgaan met de voortdurende dreiging van de Siberische wachters, maar dat er ook alweer een winter dichterbij komt en dat ze, behalve op een paar dieren en een paar dissidente kabouters na, op niet veel hulp moeten rekenen. Ze slaken allebei tegelijk een diepe zucht, en daarna valt er een ijzige stilte...


Met Gentsche Geo Groeten,

De Gentsche Geokasjing Sosseteit

Additional Hints (No hints available.)