Skip to content

Twee voor Twaalf "Brielle" Mystery Cache

This cache has been locked, but it is available for viewing.
Hidden : 11/14/2021
Difficulty:
3.5 out of 5
Terrain:
1.5 out of 5

Size: Size:   micro (micro)

Join now to view geocache location details. It's free!

Watch

How Geocaching Works

Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions in our disclaimer.

Geocache Description:


Welkom bij Twee voor Twaalf!


Vandaag staat de quiz geheel in het teken van vestingstad Brielle. We hebben weer 12 mooie vragen voor u bedacht. Bij deze online editie is het de bedoeling dat u een antwoord uit 3 mogelijkheden kiest, tenzij wij iets anders aangeven. Slechts één van de antwoorden is juist. De eerste letter van het dikgedrukte woord in het juiste antwoord brengt u over naar de speelbalk. Aan het einde van de quiz vormen de 12 letters in de speelbalk een anagram van het woord dat we zoeken. Vul dit woord in de checker in. Uiteraard ligt er voor de winnaars weer een originele 2 voor 12-pennenset klaar. We gaan meteen beginnen met de vragen. Veel succes!

De speelbalk

Vraag 1 - Geografie


In de 11e en 12e eeuw bestond Voorne uit een paar kleine en grote eilandjes. Op die eilanden vestigden zich boerenfamilies. Ze ontgonnen veengronden die ze daarna in gebruik namen voor landbouw en veeteelt. Deze gebieden overstroomden regelmatig en de boerenfamilies begonnen daarom dijken aan te leggen, waardoor ze toch in de gebieden konden blijven wonen. Langzaam vormden de vele eilandjes één groot eiland en zo ontstond Voorne. Deze naam betekent ‘vooruitgeschoven kust'. De naam Briel is overigens een fonetische weergave van het Keltische woord brogilo, dat ongeveer als briel wordt uitgesproken. Dit Keltische woord heeft meerdere betekenissen, maar het meest van toepassing lijkt de omschrijving 'omheinde opslagplaats of stapelplaats' te zijn. Een stapelplaats is een plaats waar schepen en wagens werden gelost, waarna de lading er tijdelijk werd opgeslagen. In het Latijn heet het woord 'brogilum'.


Vraag 1: In de 14e en 15e eeuw was Den Briel een welvarende stad die kon concurreren met de machtigste steden in het graafschap Holland. Die rijkdom had Den Briel te danken aan de visserij en de handel, gecombineerd met een strategisch gunstige ligging als meest zeewaarts gelegen haven aan de Maasmond. Maar daarnaast had Den Briel als handelsstad nog een ander belangrijk voordeel. Welk voordeel was dat?

Antwoord: Den Briel lag in de noord/zuid-as van Amsterdam en Gent. In de 15e eeuw was Amsterdam gegroeid tot de belangrijkste handelsstad van Holland. De stad had goede contacten met Hamburg, waardoor de handel in bier rijkelijk floreerde. Vanwege de tol (accijns) op bier was dit product zeer belangrijk voor de staat. Deze stimuleerde de handel en stelde Den Briel vrij van belastingen, zodat schepen uit alle naties er konden binnenlopen om handel te drijven. Alle goederen profiteerden mee en zo verkreeg 'vrijhaven' Den Briel een (oneerlijk) handelsvoordeel ten opzichte van andere overslaghavens.

Antwoord: 'Een werkend schip moet varen'. Dit is al eeuwenlang het motto in de scheepvaart. Ook voor huidige reders is een schip alleen rendabel als het per jaar minimaal 300 dagen vaart. Bedenk daarbij dat van oudsher niet op zondag gewerkt werd en u begrijpt hoe weinig ruimte er was voor stilstand en onderhoud. Den Briel speelde hier handig op in. Als enige zeehaven in de wijde omgeving werd er op zondag gewerkt. Vraag was er voldoende: rederijen zorgden ervoor dat zij bij voorkeur in het weekeinde in Den Briel afmeerden. Zo wonnen zij per week een dag op hun naaste concurrenten.

Antwoord: Naast een aansluiting met zee had Den Briel ook een goede verbinding met het achterland. De rivier de Goote stroomde pal langs Den Briel zuidwaarts naar wat nu het Haringvliet is. Hiervandaan hadden binnenvaartschepen een goede verbinding met het graafschap Vlaanderen (Antwerpen, Brugge, Gent) en het hertogdom Brabant (Den Bosch, Brussel). Naar deze bestemmingen werden vooral haring en textiel (onbewerkt wol van Voornse schapen) vervoerd.

Vraag 2 - Oude beroepen


Eeuwenlang werden in Nederland schepen gelost en geladen door zakkendragers. In Brielle werden deze werklui 'kaailopers' genoemd. Zij hebben dit zware beroep tot halverwege de vorige eeuw uitgeoefend. In die tijd had niemand nog van de Arbowet gehoord: balen en zakken wogen al snel 100 kilo en werden op de rug gedragen vervoerd. Een loopplank was letterlijk een loopplank en goederen moesten, trap-op-trap-af, de pakhuizen in en uit worden gesjouwd. Aan de zijgevel van het Brielse Zakkendragershuisje aan het Maarland-ZZ hing omstreeks 1800 een bel. Kwam er een schuit binnen, dan luidde de bel en bepaalde het lot wie het schip mocht lossen en laden.


Vraag 2: Hoe werd bepaald welke kaailopers de klus kregen?

Antwoord: John Mantagu, bijgenaamd Lord Sandwich (inderdaad: tevens de Engelse naamgever van de dubbele belegde boterham) bedacht in 1745 het kaartspel ‘whist’. Dit spel is in feite een voorloper van het moderne klaverjassen. De regels waren eenvoudig: een zakkendrager en zijn ‘maat’ (loopjongen, hulpje) kregen elk 13 kaarten en speelden hiermee tegen een ander koppel. De vier spelers gooiden ieder blind een kaart open op tafel. Wie de hoogste kaart had, won de slag. Het koppel met de meeste slagen ging door, de verliezers vielen af. Deze ‘potjes’ werd razendsnel gespeeld en trokken traditioneel veel bekijks. Als de bel luidde, vochten de stedelingen buiten alvast om de beste plekken voor de ramen.

Antwoord: Het stoorde burgemeester C.J. van Ellemeet dat sommige kaailopers meer klussen kregen dan anderen, omdat zij nu eenmaal dichter bij de bel woonden. Omdat iedereen thuis hongerige monden te voeden had bedacht hij het ‘systeem van de onafhankelijke gebeurtenissen’. Eenvoudig gezegd bedacht hij een selectiemethode die uitsluitend was gebaseerd op toeval. De elementen ‘voordeel’ en ‘kunde’ werden zo door hem geëlimineerd. In het Zakkendragershuisje stond vanaf 1726 een geblindeerde ‘ballenbak' met daarin 1 witte en 7 zwarte clarissen. Clarissen waren witte en zwarte houten ballen, genoemd naar de nonnen uit de orde van St. Clara, die even verderop in Brielle woonden. Door een getrokken, zwarte claris steeds terug te doen in de bak had iedere volgende speler evenveel kans om te winnen als zijn voorgangers. Degene die de witte claris trok had uiteraard gewonnen. Spelers die een zwarte claris getrokken hadden sloten achter in de rij weer aan. Het spel ging door tot het gewenste aantal kaailopers werd bereikt.

Antwoord: In de 18e en een groot deel van de 19e eeuw was dobbelen een veelgebruikte manier om werkklussen te verdelen. In het Zakkendragershuisje stond hiertoe de ‘dobbelbak’. Werd de bel geluid, dan kwamen de kaailopers aansnellen en bepaalde het hoogst gegooide aantal ogen wie er meteen aan de slag kon gaan. Namens de rederij gaf de schipper aan hoeveel kaailopers hij nodig had. Er werd doorgespeeld tot dat aantal bereikt was. Verliezers dropen af en konden alleen maar hopen op meer succes bij de volgende schuit. Met een beetje geluk kwam die binnen als andere kaailopers nog aan het werk waren. Dat verhoogde immers hun kansen bij het volgende dobbelspel.

Vraag 3 - Monumenten


De Sint Catharijnekerk is dé blikvanger van Brielle en heeft een indrukwekkende geschiedenis, die begint in 1280. De kerk, door Briellenaren meestal “de Brielse Dom” genoemd, dankt haar naam aan de martelares Catharina en is gebouwd in de sobere stijl van de Brabantse Gotiek. De bouw van het huidige gebouw werd gestart in 1417, waarbij in 1456 een groot deel door brand werd verwoest. De herbouw startte in 1462, maar in 1482 was het geld op, zodat kerk en toren niet konden worden afgebouwd. De toren was op dat moment 57 meter hoog (318 treden), in plaats van de beoogde 120 meter. Van het kerkgebouw was alleen het middenschip klaar. Ondanks plannen om de kerk nog eens af te bouwen is dit er nooit van gekomen. In 1759 werd op de platte kerktoren een achtkantige stenen koepel geplaatst. In 1895 is deze weer afgebroken.


Vraag 3: Wat was de functie van de koepel op het dak van de kerktoren? (niet zichtbaar op de foto)

Antwoord: Halverwege de 18e eeuw ontstonden door aanslibbing zandplaten in de Noordzee voor Brielle. Vooral voor schepen uit zee leverde dit gevaarlijke situaties op. Op de koepel van de Sint Catharijnekerk stond daarom een kustlicht, dat als baken diende voor schepen die naar de monding van de Maas voeren. Het licht op de kerktoren loodste de schepen veilig langs de zandplaten. De koepel op de Brielse Dom was dus een vuurtoren, die bijna 100 jaar dienstgedaan heeft: van 1759 tot 1854.

Antwoord: In de 18e eeuw kreeg Brielle haar huidige stervorm. Poorten werden afgebroken en op andere plaatsen weer opgebouwd. De bastions werden gemoderniseerd en op de wallen werd het Kruithuis gebouwd. Een belangrijk onderdeel van deze moderne vestingwerken was de uitkijkpost op de dom. Op de toren stond een wachthuis dat 24 uur per dag bemand werd. Vanuit de toren had men een geweldig uitzicht op zowel de zee als het land. Halverwege de 19e eeuw verloor Brielle haar strategisch belang en kreeg de vesting steeds minder betekenis. In 1895 werd het wachthuis daarom spijtig genoeg afgebroken.

Antwoord: Brielle beschikt over een van de mooiste carillons van Nederland, met een aantal oorspronkelijke klokken die al eeuwenlang in de Brielse Dom hangen. Deze klokken zijn lange tijd cruciaal geweest in het dagelijks leven van Briellenaren. Ze markeerden de tijd, kondigden bijzondere gebeurtenissen aan of waarschuwden voor naderend gevaar. De oorspronkelijke klokken konden alleen luiden; erop spelen was niet mogelijk. In 1759 kreeg de toren een uurwerk en een speelwerk met 12 klokken. Deze klokken hingen op het dak van de toren en konden handmatig bespeeld worden. Dit carillon, ook wel beiaard genoemd, was een van de eerste in Nederland. In 1895 verhuisde het speelwelk met behulp van nieuwe hijstechnieken alsnog naar de klokkenzolder binnenin de toren.

Vraag 4 – Middeleeuws strafrecht


Na recent onderzoek van 5500 gedocumenteerde Middeleeuwse vonnissen kan gesteld worden dat het strafstelsel in de Lage Landen bijzonder wreed was. Opgelegde straffen hingen af van het gepleegde misdrijf èn van de status van de verdachte. Voor de wet was namelijk niet iedereen gelijk. Hoewel de meeste vonnissen tot boetes of verbanningen leidden, werd in ongeveer 1,5% van de gevallen de doodstraf opgelegd. Deze kon op verschillende manieren voltrokken worden: onthoofding, ophanging, levend begraven, verdrinking, wurging, verstikking of verbranding. Gewone mensen werden opgehangen aan de galg; hoge militairen, edelen en andere aanzienlijke personen onthoofd. Ongetwijfeld was onthoofding de minst erge doodstraf. Vrouwen werden gewurgd aan een paal, waarbij de rechters soms bevalen om de wurging even te onderbreken en daarna verder te gaan. Vrouwen die verdacht werden van hekserij, werden eerst gedood en daarna verbrand, omdat men geloofde dat het dode lichaam anders verder zou gaan met hekserij. De vonnissen werden voltrokken door een beul, die in dienst was van het stadsbestuur en daarvoor een vast salaris ontving. Het was tevens zijn taak om bij ontkennende daders bekentenissen af te dwingen. Hij had hiervoor de vrije hand en gebruikte dan ook vele wrede methoden. De uitvoering van de straffen was een openbare aangelegenheid, bijgewoond door familie, vrienden en overige belangstellenden.


Een van de strafzaken die zijn onderzocht betreft een 17e eeuwse seriemoordenares uit Den Briel. Open hier de link naar een luisterfragment. Dit fragment duurt ongeveer 10 minuten, maar zo lang hoeft u voor het antwoord niet te luisteren.

Vraag 4: Wat is de voornaam van de apotheker van wie Maartje voor een halve stuiver het rattenkruid kocht om haar echtgenoot Jan Janszoon Wever te vermoorden?

Vraag 5 - De paardensprongpuzzel


Bepaal met behulp van de paardensprong het woord dat wij zoeken. Noteer de eerste letter van dit woord in de speelbalk.


Vraag 6 – De Middeleeuwen


In Brielse archieven uit het jaar 1442 staat vermeld dat de jeugd regelmatig met stenen en modder gooide naar de plaatselijke hondenmepper. Hondenbelasting en bijbehorende penningen werden al in de Middeleeuwen gebruikt om de overlast van honden tegen te gaan. Veel steden hadden hondenmeppers in dienst, ook wel hondenslagers of stokmannen genoemd. Zij maakten korte metten met zwerfhonden door ze met een stok de kop in te slaan. Het beroep van hondenmepper stond laag aangeschreven en werd zelfs gebruikt als strafmaat. Er is een verhaal bekend van een Dordtse dief die werd gestraft door hem een stuk van z'n oor af te snijden en hem te benoemen tot hondenmepper.


Vraag 6: Tegenwoordig gebruiken we nog altijd een uitdrukking die te maken heeft met het beroep hondenmepper. Welke uitdrukking is dat?

Antwoord: In de Middeleeuwen droegen honden nog geen halsbanden. Het was daardoor lastig te bepalen of een aangetroffen hond een zwerfhond was. Bij slecht weer gingen hondenmeppers ervan uit dat alleen zwerfhonden nog op straat liepen. Ze waren daarom extra actief tijdens regen en storm. Hier komt de uitdrukking ‘het is hondenweer’ vandaan.

Antwoord: In de Middeleeuwen bepaalde de afmeting van een zwerfhond of het dier in de stad mocht blijven. Hiervoor maakte de hondenmepper gebruik van een ijzeren band of stijgbeugel. Als de hond ‘niet door de beugel kon’ werd hij onherroepelijk gedood of uit de stad verdreven.

Antwoord: Naast loon kreeg een hondenmepper een premie voor elke gedode hond. Om de premie te innen leverde hij aan het einde van de week de afgesneden hondenoren in bij de stadskassier. Vaak werd de opbrengst meteen verbrast in de kroeg. Aan zijn waggelende gang wisten anderen dat hij dan ‘zijn laatste oortje had versnoept.’


Vraag 7 - Gevelstenen


Als goed bewaard gebleven middeleeuwse stad beschikt Brielle over veel oude huizen en gebouwen. Zoals wel vaker in oude steden, hebben die monumentale panden vaak ook gevelstenen. De gevelsteen had in de 16e en 17e eeuw een belangrijke functie. Niet alleen hadden de straten nog geen namen (laat staan een huisnummering), ook had niet iedereen een familienaam. De gevelsteen gaf het gebouw dan een eigen, herkenbare identiteit en zei vaak iets over het beroep van de bewoner of over de functie van het gebouw. Een modern voorbeeld is een pand aan Maarland Zuidzijde, waar in de jaren '70 van de vorige eeuw een tandarts gevestigd was. Hij liet een prachtige gevelsteen aanbrengen en gaf het pand daarmee extra allure en een persoonlijk tintje.


Vraag 7: Wie is de 'tandarts' op de gevelsteen van het pand aan Maarland Zuidzijde?

Antwoord: In de Griekse mythologie staat Panacea (Panakeia) bekend als de godin van de geneesmiddelen. Ze was een dochter van Asclepius (god van de geneeskunst) en Epione (godin van de pijnverzachting). De naam Panacea vinden we terug in het woord 'panacee', een (niet-bestaand) wondermiddel tegen alle kwalen. Nog altijd wordt de naam van Panacea genoemd in de Eed van Hippocrates, waarin artsen zichzelf verplichten om bepaalde beroepsregels te zullen handhaven: 'Ik zweer bij Apollo, de Genezer, bij Asclepius, Hygieia et Panaceia, en bij alle goden en godinnen, die ik tot getuigen roep, dat ik deze eed en deze verklaring, naar beste weten en vermogen, zal nakomen'.

Antwoord: Volgens de poëtische Edda is Eir de Noorse godin van de genezing. Haar naam betekent ook simpelweg 'genezer'. Ze was arts en werd beschouwd als de beste dokter, die zich vooral met sjamanistische geneeswijzen bezighield. Ze was een van de goden die de berg Lyfia ('genezen door magie') bewoonde. Ze leerde haar kunst aan Scandinavische vrouwen, die zich bezig hielden met zowel lichaamsgenezing als psychologie. Volgens sommige Noorse geleerden was Eir oorspronkelijk een Valkyrie (Nederlands: Walkure) en werd zij pas later de godin van de genezing.

Antwoord: Apollonia van Alexandrië was een heilige uit Egypte, waarvan vrijwel alles onzeker is. Haar moeder zou haar gekregen hebben na een vurig gebed tot de Heilige Maria. In het jaar 249 werd ze gevangen genomen door de heidenen ten tijde van de Romeinse soldatenkeizer Decius, omdat ze haar geloof niet wilde afzweren. Ze werd vreselijk gefolterd en bisschop Dionysius beweerde dat men bij haar alle tanden uit de mond heeft getrokken en haar kaakbeen verbrijzeld. Hierna zou ze levend verbrand worden maar toen haar bewakers even niet opletten sprong ze zelf in het vuur. Haar verering verspreidde zich door het Midden-Oosten en sinds de 16e eeuw ook naar West-Europa.

Vraag 8 - Film


Den Briel is uit twee plaatsen ontstaan: Maerlant (maer = zee) en Den Briel. De bewoners van het veel oudere Maerlant waren veelal van adel en eigenden zichzelf de titel ‘Heren en Vrouwen van Maerlant’ toe. Het oude Maerlant had zijn eigen kerken en rechters. Het nog naamloze Den Briel was in die tijd een nederzetting van keuterboeren, die na de zondvloed van 1214 gezelschap kregen van polderbewoners die have en goed verloren hadden. Rond 1250 vestigden zich er ook vele arbeiders, die werkten aan de door de heren van Voorne gewenste inpoldering van de polder Rugge. Binnen 30 jaar tijd groeide dit primitieve kamp door de komst van handelaren, schippers, vissers en kooplui uit tot een handelsnederzetting, die in 1306 met het plaatsje Maerlant fuseerde tot het machtige Den Briel. De grens tussen het oude Maerlant en het jongere Den Briel loopt via de Langestraat, Wellerondom, Koopmanstraat en Vischstraat tot aan de brug in het verlengde van de Vischstraat. De naam van het plaatsje Maerlant leeft voort in de straatnamen Maarland Noordzijde en Maarland Zuidzijde.


Vraag 8: Klik hier om een filmpje te bekijken. Na 2:21 minuten loopt u vanuit Maarland ZZ een brug op. De officiële naam staat op een van de heftorens, maar deze is pas later aan de brug gegeven. Bij de aanleg in 1951 had hij een andere naam. Deze wordt in de volksmond nog altijd gebruikt. Wat is de oorspronkelijke naam van de brug? Noteer de eerste letter in de speelbalk.

Vraag 9 – Geschiedenis


Elk jaar wappert op 1 december de Nederlandse vlag in de top van de St. Catharijnekerk. Het is een traditie waar lang niet iedereen het achterliggende verhaal van kent. Bij iedere rechtgeaarde Briellenaar staat 1 april in het geheugen gegrift, maar het minstens zo spectaculaire verhaal over het verjagen van de Franse bezetting uit de stad op 1 december 1813 is veel minder bekend. Hieronder een beknopt verslag.

Tijdens de Volkerenslag op 16 oktober 1813 werd Napoleon definitief verslagen. In Brielle bevonden zich op dat moment nog veel vijandelijke militairen, bestaande uit wat Franse soldaten, zo'n 500 Pruisische huurlingen en een ploeg Nederlandse Kustkanonniers. De Brielse schutterij telde slechts 150 leden en leek dus te zwaar in de minderheid om tegen de Franse overmacht in opstand te komen. Toen bij de Pruisische huurlingen het nieuws doordrong dat Napoleon verslagen was en dat de Prins van Oranje al was opgestoomd tot Den Haag, verlieten zij echter meteen de stad. Ook de Nederlandse Kustkanonniers zagen hun kans schoon: zij sloten zich aan bij de Brielse opstandelingen. De kleine groep Franse militairen was nu opeens zwaar in de minderheid en nam een verdedigende positie aan, in afwachting van versterkingen uit Hellevoetsluis. De opstandelingen wachtten dit niet af en vielen aan. “Vanaf dat oogenblik af daverde het kanon zonder ophouden en knetterde het geweervuur", zo dramatiseerde stadsarchivaris Johan Been de gevechten. De strijd duurde al met al slechts anderhalf uur. Toen gaven de Fransen zich over en had Brielle zichzelf bevrijd.


Vraag 9: De Franse militairen hadden een strategische locatie gekozen, die nauwelijks te benaderen was vanwege hun opgestelde kanonnen. Waar hadden de Fransen zich verschanst?

Antwoord: Het peloton Nederlandse Kustkanonniers, gelegerd in een barak bij bastion IX achter de Dijkstraat, was volledig bewapend. Nu zij zich tegen hem hadden gekeerd zag de Franse commandant hen als de grootste bedreiging. Met zijn kanonnen vanaf Maarland Noordzijde en de Witte de Withstraat gericht op de Dijkstraat dacht hij de Kanonniers vleugellam gemaakt te hebben. Hij maakte echter een kapitale denkfout. De kanonnen van de Kustkanonniers lagen niet opgeslagen in Bastion IX, maar in Bastion VII. Terwijl Brielse opstandelingen de Fransen afleidden, wisten Kanonniers via het Vestingpad (het huidige wandelpad over de wallen) hun wapens te bereiken. De Fransen werden vervolgens in de rug aangevallen en na een kort gevecht overmeesterd.

Antwoord: Bij het Militair Wachtgebouw op de Markt, het pand waarin zich nu De Hoofdwacht bevindt, hadden de Fransen vier kanonnen gericht op de straten die op het plein uitkwamen: de Voorstraat, de Nobelstraat, de Vischstraat en de Koopmanstraat. Met deze onneembare opstelling wachtte de Franse commandant rustig op de versterking uit Hellevoetsluis. De opstandelingen, uitgerust met vuurwapens en twee kanonnen, hadden de Franse wachters bij de Zuidpoort echter overmeesterd en de poort gesloten, waardoor niemand de stad nog kon betreden. Terwijl de Franse versterking met kanonnen werd bestookt wisten andere opstandelingen via de gevangenis aan de Venkelstraat de achterkant van het stadhuis binnen te dringen. Aan de voorkant, vanuit de hoger gelegen ramen van de raadzaal, beschoten ze de Fransen op de Markt, tot deze zich overgaven.

Antwoord: De Franse commandant was militair geschoold en begreep hoe de vestingwerken van Brielle werkten. Met voor hem één groot verschil: het gevaar dreigde niet van buiten de vesting, maar juist van binnenuit. Hij moest een risico nemen en de vesting verlaten, maar tegelijk voorkomen dat de opstandelingen de stad achter hem zouden afsluiten. De Kaaipoort, aan de oostkant van Brielle, werd beschermd door een ravelijn (een verdedigingseiland in de vestgracht). Zolang het ravelijn in Franse handen was en de Kaaipoort werd gedekt, kon de groep opstandelingen de poort nooit dichtgooien. Met zijn kanonnen gericht op de Kaaipoort dacht de commandant het uit te kunnen zingen tot de versterkingen kwamen. Het liep anders dan hij dacht. De opstandelingen verlieten de stad via de Waterpoort en voerden vanuit het noorden een verrassingsaanval op het ravelijn uit. Onder de circa 200 opstandelingen vielen veel slachtoffers, maar na hevige man-tegen-mangevechten werd de kleine Franse groep op het eilandje overmeesterd.

Vraag 10 – Twintigste eeuw


Vanaf augustus 1945 namen Nederlandse militairen onder Engelse vlag hun intrek in voormalige Duitse barakken in Brielle, die omgedoopt werden tot ‘Oranjekamp’. Na hun vertrek in 1948 werd op dit tijdelijke plein een noodbadhuis geopend voor de Brielse bevolking. Het oude badhuis, gevestigd in de Langestraat, was op 4 maart 1943 verwoest door een bombardement. Bijna niemand had in die tijd een badkamer. Men waste zich voornamelijk in de keuken met een teil. In het noodbadhuis kon je voor 25 cent een heerlijke douche nemen; voor een gulden zelfs een bad. Klein nadeel: er was slechts één ligbad aanwezig. Vanaf eind jaren ’40 tot diep in de jaren ‘60 gingen per week ruim 200 personen ‘badderen op het Oranjeplein’. Het was er vooral op vrijdag en zaterdag een drukte van belang. Het badhuis is gesloten op 31 december 1967.


Vraag 10. Waar was het noodbadhuis, en dus het tijdelijke Oranjeplein, gevestigd?

Antwoord: Het Oranjeplein bevond zich op het Westerbolwerk op de Brielse wallen, op het grasveld bij Bastion V (ter hoogte van de J. de Klerkstraat). Op het Oranjeplein stonden 16 noodwoningen in een U-vorm. Eind jaren '60 kregen de bewoners een ander huis in Brielle toegewezen en is het bastion weer in zijn oude luister hersteld.

Antwoord: Het Oranjeplein bevond zich aan de oostelijke voet van de Sint Catharijnekerk, op het grasveld ter hoogte van het Sint Catharijnehof (achter het Wellerondom). Bij het afbreken van de barakken stuitte men op funderingsresten van het nooit afgebouwde koor van de kerk. Het koor is de ruimte in de kerk waar zich normaliter het hoofdaltaar bevindt.

Antwoord: Het Oranjeplein bevond zich op het grasveld naast het Sint Elizabethklooster (ook wel bekend als de Bedevaartskerk) op de hoek van De Rik en de Kloosterweg. Op dezelfde plek stond in de 16e eeuw een turfschuur, waarin op 9 juli 1572 een groep van 19 geestelijken uit Gorcum is opgehangen door de watergeuzen. In 1880 werd op deze locatie een houten kerk gebouwd, waardoor Brielle een bedevaartsplaats werd.

Vraag 11 – Het uitgaansleven


Menig Briellenaar heeft sinds de jaren '70 wel avonden doorgebracht in taveerne ’t Kont van ’t Paerd. Bezig aan zijn derde eigenaar, heeft de kroeg de tand des tijds met succes doorstaan. Inmiddels is de zaak uitgegroeid tot een gezellig en gerespecteerd bruin eetcafé, dat een deel van de uitgebreide bierkaart zelf brouwt. Een aantal zelfgebrouwen bieren heeft nationaal zelfs prijzen gewonnen.


Vraag 11: Waaraan dankt ’t Kont van ’t Paerd zijn naam?

Antwoord: Marengo was het paard van Napoleon Bonaparte. De grijswitte Arabier had een schofthoogte van slechts 1,40 meter, maar stond bekend als zeer moedig en betrouwbaar. Dit kwam de kleine Napoleon (1,68 m) goed uit. Tijdens De Veldtocht naar Rusland bezocht Napoleon in 1812 per schip het stadje Den Briel. De naam van de inwoner is onbekend, maar één Briellenaar barstte spottend in lachen uit toen hij ‘Kleine Boney’ op zijn minipaard door de binnenstad zag rijden. Napoleon stopte, drukte de man met het achterwerk van Marengo tegen een muur en sprak hem razend toe. Of de inwoner het voorval heeft overleefd is niet bekend, maar sindsdien staat het pand bekend als ’t Kont van 't Paerd.

Antwoord: Vanaf 1575 was in het pand een meelmaalderij gevestigd. In het midden bevond zich de rosmolen: een groot rad dat de molensteen aandreef en in beweging werd gebracht door een ingespannen paard. In de loop van honderden jaren schuurden paarden tijdens ontelbare rondjes steeds met hun konten langs de muren. Toen de eerste uitbater van de kroeg het pand in mei 1970 kocht, zag hij in de muren uithollingen met een diepte tot wel 8 centimeter. Meteen besloot hij dat zijn taveerne ’t Kont van ’t Paerd zou gaan heten.

Antwoord: De naam is een verbastering van het Franse ‘le conte de perte’ (het verhaal van verlies). Na eeuwen een welvarend vissers- en havenstadje geweest te zijn raakte Brielle door aanslibbing zijn aansluiting met de zee kwijt. De Maasmond schoof op richting het noordwesten en Brielle werd steeds moeilijker bereikbaar voor schepen. De verzanding was zo sterk dat in 1830 een alternatieve route naar de Noordzee werd gegraven: het Kanaal door Voorne. Ondanks dit geldverslindende project stokte de scheepvaart en stonden de vele pakhuizen in de binnenstad van Brielle uiteindelijk leeg. Een voor een werden ze afgebroken of verkocht, waarbij ‘le conte de perte’ de gemeenschappelijke benaming was voor het mistroostige gevoel dat bij de meeste ondernemers overheerste.


Vraag 12 - Muziek



Klik hier voor de link naar een filmpje.
Vraag 12: In de armen van wiens dochter sliep de trompetter?


U kunt uw oplossing valideren met certitude.

Additional Hints (Decrypt)

Npugremvwqr, ynnt

Decryption Key

A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M
-------------------------
N|O|P|Q|R|S|T|U|V|W|X|Y|Z

(letter above equals below, and vice versa)