trap (de; m; meervoud: trappen; verkleinwoord: trapje)
1 schop: iemand een trap na geven iemand die zich niet meer verdedigen kan nog eens beledigen, vernederen enz.
2 (verkleinwoord: ook trappetje) geheel van treden waarlangs je een hoger of lager gelegen plaats bereikt
3 graad van moeilijkheid, opklimming enz.; = stadium: op de hoogste trap van beschaving
4 (taalkunde) vorm die een graad uitdrukt: de trappen van vergelijking
Om de cache te vinden kun je de trap wellicht gebruiken als je wat korter bent, maar daar ligt hij niet verborgen. Wel (heel) dicht in de buurt.