De Bosmuis
De Bosmuis is net zo groot als de Huismuis. Hij is geel- tot grijsbruin aan de bovenzijde.
De onderzijde is witachtig. Ze hebben grote ogen en tevens grote oren. Ze hebben in verhouding vrij lange achterpoten en de staart van de bosmuis is bijna net zo lang als het lichaam. De Bosmuis is een knaagdier. Jonge dieren zijn grijsbruin op de rug en donkergrijs tot wit op de buik. De bosmuis wordt 97 tot 110 millimeter lang en 13 tot 27 gram zwaar. De staart is 69 tot 115 millimeter lang. Mannetjes worden iets groter dan vrouwtjes.
Leefomgeving
De Bosmuis komt voor in alle bostypen, langs heggen, in tuinen en op akkers. Je kunt ze vooral aantreffen tijdens de schemering en 's nachts. Ze lopen dan snel en zijn zeer goede klimmers.
Voorplanting
Het voortplantingsseizoen duurt van maart tot oktober, met een piek in juli en augustus. Een vrouwtje krijgt één à twee, soms tot vier worpen per jaar. Jongen worden geboren na een draagtijd van 19 à 20 dagen. Per worp krijgt een vrouwtje 2 tot 9 (gemiddeld 4 tot 7) jongen. De jongen worden blind en naakt geboren. Later ontwikkelen ze een grijze vacht. Ze wegen bij de geboorte één à twee gram. Enkel het vrouwtje zorgt voor de jongen. Zogende vrouwtjes keren vaak terug naar het nest om de jongen te laten zogen. De zoogtijd duurt 18 tot 22 dagen. Jongen die vroeg in het jaar geboren zijn, zijn later dat jaar al geslachtsrijp, jongen die later in het jaar geboren zijn het daaropvolgende jaar.
Mannetjes zijn meestal geslachtsrijp als ze zo'n twaalf gram wegen, vrouwtjes als ze vijftien gram wegen.
De bosmuis wordt maximaal achttien tot twintig maanden oud, hoewel hij in gevangenschap meer dan vier jaar kan worden. Natuurlijke vijanden zijn onder andere wezel, hermelijn, das, marter, vos, kat, steenuil, bosuil, velduil, kerkuil en torenvalk.
Voedsel
Hij heeft een gevarieerd dieet: hij leeft van graan, noten, vruchten, bessen, eikels, beukennootjes, hazelnoten, zaden, knoppen, paddenstoelen, mossen en galappels. Maar ook van insecten, duizendpoten, spinnen, regenwormen en slakken. 's Zomers eet hij voornamelijk boomzaden en noten, 's winters voornamelijk scheuten, knoppen en rupsen.