Cache alleen zoeken tussen zonsopgang en ondergang
Onderstaand het verhaal van de dochter van de eigenaar van de Waterstokerij.
Ze woont er nog nog steeds!
Kolen en heet water
Mijn vader verkocht kolen en heet water. Op zondag werd er al begonnen met het stoken van water, zo om een uurtje of vijf. Dat stoken gebeurde met vetkolen, dat ware dikke bonken die niet verkocht werden maar wat wel hele goede brandstof was. Het duurde natuurlijk erg lang voordat het water goed heet was. Er waren in de omgeving drie waterstokers maar mijn vader had het warmste water, dus veel klanten. Ze kwamen bij ons ook aan de deur in de Bremstraat. Dat was soms als om vijf uur in de ochtend. Drie cent voor een volle emmer, later werd dat vijf cent. Ik mocht vaak op maandagochtend met mijn vader mee, die met de tank langs klanten ging. Ik kreeg dan snoepjes van de mensen. Dat bewaarde ik in een trommeltje en deelde dat met mijn zusjes. Ik kan me nog herinneren dat ik het liefst naar de lieve juffrouw wilde in de Groen van Prinsterenstraat, van haar kreeg ik altijd een bonbon. Nou dat was wat in die tijd. Dat kreeg ik thuis natuurlijk niet.
Het hete water gebruikten de mensen voor het wassen van kleren en om zelf in bad (teil) te gaan. We verkochten ook zakjes kolen aan huis en bosjes van 10 houtjes. Die houtjes kwamen van bomen die mijn vader had laten kappen in Tienhoven. Wij moesten van de takken bosjes maken en verbinden met oude fietsbinnenbanden, die gebruikten we dan als een soort elastiek. We kregen van de fietsenmaker aan de Egelantierstraat oude binnenbanden. Alle kinderen hielpen toen wel mee thuis.
Ik mocht op een keer ook met mijn vader mee. Ik was nog erg klein, misschien een jaar of vijf. Hij ging met paard en wagen hooi halen. Op die grote hooiwagen mocht ik helemaal bovenop zitten; mijn vader bond me goed vast. Thuis gekomen moesten wij, en de kinderen uit de buurt, gaan hooitrappen, anders paste het hooi niet in de schuur. Mijn vader had in de Tijmstraat een opslag.