Even tot tien tellen
Op een rustige zondagochtend, half november, in het altijd mooie Kamerik hoorde de plaatselijke bevolking helemaal niets anders dan het ruisen van de wind door het riet, het loeien van een koe in de verte en het gefladder van de wegtrekkende trekvogels. De rust, ruimte en reinheid lag als een warme deken over het vredige polderdorpje.
Vanaf een steigertje, dat uitkeek over een brede boerensloot, waarin de ochtendzon speelde met het kabbelende water, waren 2 stemmetjes te horen.
- Geo?
- Ja.
- Kun je mij de ratel met een T25 aangeven?
- Alsjeblieft
*ratel* *ratel* *ratel*
- Zo, Klaar.
Straat-egisch gaf Ge(o)daan de ratel terug, maar het bitje zat los en verdween met een nauwelijks hoorbaar plonsje in het water. Straat-egisch zag dat Geo rood aanliep van woede, over alweer een verloren bitje. Voordat G iets kon zeggen of doen fluisterde S in zijn oor. “Je moet even tot tien tellen”.
Terwijl Geo tot rustig tot tien telde, schoot Straat in de lach. “Wat zit je nu dom te lachen?” en Geo wilde Straatje al van de steiger pleuren, maar S zei net op tijd: “Moet je kijken, …tot tien tellen”
Ook Geo schoot in de lach, klopte Straat van pret op de schouders en tevreden liepen de boys weg.
Wij hebben weer veel lol beleefd aan het maken en plaatsen, jullie veel plezier met loggen.