De orang-oetang
Orang-oetangs behoren tot de familie van de mensapen, net als gorilla’s en chimpansees. De Borneose orang-oetang komt alleen voor op het eiland Borneo. De orang oetang brengt het grootste deel van zijn leven door in bomen.
De band tussen moeder en kind is hecht. De baby orang-oetangs worden de eerste vier maanden rondgedragen door hun moeder. De kleine aapjes zijn volledig afhankelijk van hun moeder tot ze vijf jaar zijn. Met tien jaar zijn ze pas volledig zelfstandig en zelfs dan gaan ze nog regelmatig bij hun moeder eten.
Orang-oetangs eten schors, bladeren, bloemen, insecten en bovenal heel veel fruit. Deze behendige klimmers rusten hoog in de bomen uit, waar ze een nest hebben gebouwd van takjes en bladeren. De mannetjes worden groter dan de vrouwtjes, ze kunnen wel 100 cm lang worden en 80 kilo wegen.
Mensenapen zijn de enige wezens van wie is bewezen dan ze niet tegen kietelen kunnen. Mensen delen 96% van hun genetische samenstelling met de orang-oetangs. Ze gebruiken net als mensen, instrumenten om voedsel te pakken te krijgen of open te maken. ‘Orangutan’ betekent ‘persoon in het bos’ in het Maleisisch.