Skip to content

De stuwwallen rond Steenwijk EarthCache

Hidden : 7/2/2017
Difficulty:
1.5 out of 5
Terrain:
2 out of 5

Size: Size:   other (other)

Join now to view geocache location details. It's free!

Watch

How Geocaching Works

Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions in our disclaimer.

Geocache Description:



De stuwwallen rond Steenwijk
Deze earthcache gaat over de stuwwallen rondom Steenwijk.
Het landschap in en rond Steenwijk zoals wij het nu kennen is voor het belangrijkste deel tijdens de Saalien ijstijd ontstaan. Bekende stuwwallen zoals: De Woldberg, De Kamp en Havelterberg zijn hier duidelijke sporen van. Andere sporen zijn de grote hoeveelheden zwerfkeien die in deze omgeving zijn gevonden.

Drie belangrijke ijstijden in Nederland
Nederland heeft drie belangrijke ijstijden meegemaakt.
De verschillende ijstijden worden ook wel glacialen genoemd (binnen een bepaald tijdsbestek).
Onderstaande afbeelding geeft aan tot hoe ver het gletsjerijs tijdens de 3 verschillende ijstijden is gekomen.

Rode lijn: Weichselien; Gele lijn: Saalien; Blauwe lijn: Elsterien

Hier onder een beschrijving van de 3 verschillende ijstijden waarbij Scandinavisch Landijs zich verspreidde over o.a. Denemarken, Duitsland en Nederland.

- Elsterien ijstijd (ca 475.000 - 410.000 jaar geleden)
Zeer waarschijnlijk kwam het Scandinavische landijs voor het eerst in Nederland tijdens de Elsterien ijstijd.
Het is niet duidelijk tot hoever het landijs naar het zuiden opschoof.
Maar naar alle waarschijnlijkheid reikte het landijs tot de lijn Gaasterland, Wieringen, Zuid-Drenthe.
Er zijn uit de Elsterien ijstijd geen stuwwallen/heuvels of andere stuwingsverschijnselen in de bodem
teruggevonden. Het kan zijn dat het latere landijs tijdens de Saalien ijstijd deze sporen uit de Elsterien ijstijd hebben vernietigd.

- Saalien ijstijd (ca 200 000 - 130 000 jaar geleden)
Het Saalien (genoemd naar de Duitse rivier de Saale) is de voorlaatste ijstijd die in Nederland plaats vond.
Er lag Scandinavisch landijs tot aan de lijn Nijmegen-Amsterdam.
Dit is de ijstijd waarvan nog veel terug te vinden is in het reliëf van Nederland.
In deze tijd zijn de heuvelruggen in midden en oost Nederland ontstaan; de Utrechtse heuvelrug,
de Veluwe,de heuvelruggen in Salland en Twente.
Door de druk van het gletsjerijs werden de grondlagen onder de gletsjers opzij gedrukt en over elkaar heen geschoven. Op de plekken waar de grond werd weggedrukt ontstonden dalen. Zand en grind werd afgezet door smeltwaterstromen langs de rand van het ijs.In noord-Nederland werd keileem afgezet onder het ijs; een mengsel van klei, zand en stenen. De grote zwerfstenen in Nederland zijn vaak door het ijs aangevoerd.

- Weichselien ijstijd (ca 20 000 jaar geleden)
Tijdens de laatste ijstijd in Nederland 100.000 tot 10.000 jaar geleden, lag een groot deel van de zuidelijke Noordzee droog. De bodem van wat nu de Noordzee is was begroeid met een steppe-achtige vegetatie. Hier in dit landschap leefden grote dieren: de wolharige neushoorn, de wolharige mammoet, de steppenleeuw en de grottenbeer. Al deze dieren zijn nu uitgestorven, maar hun resten worden nog regelmatig opgevist door de vissers op de Noordzee. Er waren ook rendieren, paarden, hyena 's, edelherten en muskusossen.

Conclusie
Van de drie hier boven genoemde ijstijden is de Saalien ijstijd de belangrijkste tijd geweest voor
het landschap zoals we dat tot op heden in het noorden en midden van Nederland kennen.
Vrijwel alle stuwwallen die wij tot op de dag van vandaag terugzien in ons landschap zijn in de Saalien ijstijd ontstaan.


De drie fases van de Saalien
De voorlaatste ijstijd in ons land duurde van 200.000 tot 130.000 jaar geleden.
In deze ijstijd werd het noordelijke deel van Nederland enkele keren bedekt door gletsjers uit Scandinavië. Alle stuwwallen die tot op heden terug te zien zijn in ons landschap zijn in deze ijstijd ontstaan.
De Saailien ijstijd is op te delen in 3 verschillende fases waarbij koude en warme periodes elkaar afwisselden. Ondanks dat deze stuwwallen tijdens dezelfde ijstijd zijn gevormd zitten er enorm lange periodes tussen de drie verschillende fases,soms duizenden á tienduizenden jaren. De gletsjer trok zich terug naar het noorden en kwam steeds iets minder ver terug zuidwaarts.


De onderste lijn geeft het eerste deel van de Saalien aan.
De Bovenste lijn het tweede deel van de Saalien.


Voor de gletsjer uit werd een dik pakket grof zand en grind afgezet. Op sommige plaatsen zijn er tussenliggende veenlagen gevormd tijdens de relatief warme periodes (interstadialen) gedurende deze ijstijd. Uit analyse van stuifmeel is zelfs gebleken dat er ter plekke zelfs gemengd eikenbos stond.

Periode 1
Tijdens de eerste periode van de Saalien ijstijd reikte de gletsjer tot aan de grote rivieren (lijn Nijmegen-Amsterdam). Deze enorme gletsjer baande zich over en door ons land. Hierbij vormden zich stuwwallen zoals van het Gooi, de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, de Sallandse en Twentse heuvels en het Montferland. Hierna trok de gletsjer zich tijdens de warmere periode weer terug. Ook zette zich een in dikte variërende laag keileem af met zwerfstenen uit Zuid-Zweden. Deze keileem vormt de directe ondergrond van een groot deel van het Drents plateau. Smeltwaterafzettingen zijn enkel zeer lokaal aanwezig, zoals op de Benderse berg op de Dwingeloose heide.

Periode 2
Tijdens de tweede koude periode van de Saalien ijstijd kwam de gletsjer dus weer terug, maar reikte deze keer minder ver. De stuwwallen van Texel, Gaasterland, Hoogeveen, Coevorden en Steenwijk behoren tot de op een na laatste fase. Daarna werd het warmer en trok de eerste gletsjer van ons land zich weer terug. De gevolgen zijn nu als stuwwallen, nog goed herkenbaar in het landschap.


Op het kaartje hier boven is te zien dat de gletsjer niet zover kwam als de periode er voor.

Periode 3
Het landijs raakte op het eind van het Saalien in een 'doodijs' fase, het groeide niet meer. In dat stadium baande zich wel een nieuwe ijsstroom, ter hoogte van Schiermonnikoog naar het zuid-zuidoosten. Deze stroom zou de verschillende ruggen van de Hondsrug hebben gevormd.

Stuwwallen
Stuwwallen zijn heuvels in het landschap, het zijn de meest opvallende overblijfselen uit de Saalien ijstijd in ons land. Bekende stuwwallen in Nederland zijn de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Zoals al eerder beschreven hebben er binnen de Saalien ijstijd diverse periodes plaats gevonden waarbij koude en warme periodes elkaar afwisselden; het ijs smolt en kwam weer terug. Er zijn twee belangrijke lijnen van stuwwallen te onderscheiden binnen Nederland. De lijn die in periode 1 ontstond was de lijn van Amsterdam - Nijmegen (liep tot de grote rivieren). De tweede lijn die later is ontstaan in periode 2 is die van Gaasterland, Steenwijk en omgeving.

Het ontstaan van stuwwallen
De Stuwwallen die nog terug te zien zijn in ons landschap zijn gevormd in het Saalien (ongeveer 150.000 jaar geleden), waarbij landijs vanuit Scandinavië tot halverwege ons land wist door te dringen. Een stuwwal is een heuvel in het landschap die ontstaan is doordat een gletsjer de grond heeft opgeduwd. (zie afb.) Het gewicht van het ijs, dat vele honderden meters dik kon zijn, perste de grond onder het ijs weg. Hierdoor ontstonden er aan de voor- en zijkanten van de gletsjer tot tweehonderd meter hoge heuvels. Rivieren hadden (meestal) zand en grind al eerder afgezet, waarna deze werden opgeduwd door het ijs. Op plaatsen waar de grond weggeduwd was bleven laagten in het landschap achter, die glaciale bekkens genoemd worden.


In Noord- en Midden-Nederland is zodoende een aantal stuwwalreeksen gevormd. De gletsjers 'gleden' als het ware voort op een dun laagje smeltwater, dat via spleten in het ijs naar beneden sijpelde. Het ijs kon gemakkelijk over de leemgrond in Noord-Nederland glijden omdat het smeltwater niet in de leem doordrong. In Midden-Nederland bereikte het ijs de grove rivierzanden. Het smeltwater onder het ijs drong hier de bodem in, met als resultaat dat het ijs langzamer ging glijden en zich de bodem ingroef. Zo duwde het ijs grote schotsen bevroren land opzij en voor zich uit tot hoge heuvels. In zandgroeves in het stuwwallengebied zijn deze schotsen terug te zien als lagen zand en klei die als dakpannen over elkaar heen geschoven zijn.


Hier is te zien hoe het ijs de bodemlagen opschuift tot stuwwallen en zwerfkeien mee voert vanuit Scandinavië.

De dikte van het ijs
De dikte van de Scandinavische landijsgletsjer varieerde enorm. In Scandinavië is de gletsjer misschien wel drieduizend meter dik geweest. Aan de lobben, de uiteinden van de ijskap, was het ijs dunner en had het een dikte van tientallen tot honderden meters. Als je de hoogte van een stuwwal optelt bij de diepte van het glaciale bekken dat de gletsjer in de ondergrond heeft uitgeslepen, krijg je bij benadering de minimale dikte van het ijs op die plaats. De hoogste stuwwal, gelegen op de Veluwe, is 110 meter hoog en het diepste glaciale bekken, het IJsseldal, meer dan 125 meter diep. Dat betekent dus dat het ijs daar minimaal 235 meter dik geweest is. Eén kubieke meter ijs weegt 920 kilo; ga maar na met wat voor een gigantisch gewicht zo'n gletsjer op de aarde drukte.

Op het bovenstaande plaatje is duidelijk te zien hoe dik het ijs vroeger is geweest o.a. in vergelijking met De Dom van Utrecht (de hoogste kerktoren van Nederland)

Tegenwoordig zijn de stuwwallen lager dan toen ze net gevormd waren. In Noord-Nederland (in Groningen en op Texel) komt dat doordat het ijs er, na de vorming, in een later stadium overheen gegleden is en ze heeft afgeslepen. Bij de stuwwallen op de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen is dit echter niet gebeurd. Wel zijn daar de toppen van de heuvels behoorlijk door vorst, wind en water afgesleten.

De stuwwallen rondom Steenwijk
Tijdens de Saalien ijstijd (2de periode) drongen gletsjertongen de dalen van riviertjes zoals de Steenwijker Aa binnen. Ook hier werd door het gewicht van het ijs de aarde aan de rand van de stroomdalen opgestuwd en werden stuwwallen gevormd. Steenwijk heeft ook zijn naam te danken aan de gletsjers die hier in het verleden het landschap hebben gevormd. De grote massa ijs voerde zoals al eerder genoemd diverse grote stenen mee uit Scandinavië. Vandaar de naam Steenwijk.

De opvallende heuvels in het vlakke Steenwijkerland: de Woldberg, de Havelterberg en De Kamp zijn typerend voor Steenwijk en omgeving. In de Saalien ijstijd was ook hier de grond tot tientallen meters diep bevroren. Op het moment dat de ijslob bij Steenwijk aankwam werd het warmer en smolt de ijslob. De grond die deze ijslob voor zich uitduwde bleef liggen, wat over bleef is het landschap zoals we het nu kennen.

Zoals op de afbeelding te zien is liggen er rond Steenwijk diverse stuwwallen. De Woldberg (ten noorden van Steenwijk), de Havelterberg (ten zuid-oosten van Steenwijk) en De Kamp (ten zuidwesten van Steenwijk).


De vragen

Ga naar punt 1:
Kijk hier eens goed om je heen en meet (met de gps) de hoogte ten opzichte van NAP op dit punt.

Vraag A. Hoogte van punt 1 is:

Ga ook naar punt 5 (kijk ook hier eens om je heen; bedenk dat er hier vroeger niks was) en meet ook de hoogte van dit punt ten opzichte van NAP

Vraag B: Hoogte punt 5 is:

Vraag C: Onderweg (bij punt 3 Wolter holten en punt 4 hebben we meerdere gletsjerstenen bij elkaar verzameld gezien). Ze liggen dus niet meer op de plek waar ze oorspronkelijk lagen.
Waar denk je dat de meeste stenen zijn blijven liggen; Bij punt 1 of punt 5. Leg ook uit waarom je dat denkt.

Vraag D: Het hoogteverschil dat je hebt kunnen constateren na het bezoek aan beide punten is fors minder dan de in de listing genoemde ruim 200 meter.
Noem tenminste één reden waarom dat hoogteverschil hier bij Steenwijk veel lager is?

Additional Hints (No hints available.)