Van Kolenbaan tot Miljoenenlijn
Het verhaal van de Miljoenenlijn begint met de opkomst van de mijnindustrie in Zuid-Limburg in de vorige eeuw. Rond 1900 kwam in dit deel van de provincie de ene na de andere mijnonderneming van de grond. Zo startte in 1894 de aanleg van de Oranje-Nassau Mijn I in Heerlen, enkele jaren later gevolgd door de steenkolenmijnen Laura & Vereeniging in Eygelshoven en Willem-Sophia in Spekholzerheide. Al snel bleek dat de infrastructuur in de provincie niet was berekend op de groei van de mijnindustrie. Het plan werd opgevat om de twee bestaande particuliere kolentransportlijnen Aken-Maastricht en Sittard-Herzogenrath met elkaar te verbinden en ze onder beheer van de Staatsspoorwegen te brengen. Zo zou een spoorwegnet ontstaan dat heel Zuid-Limburg bedekte en alle steenkolenmijnen aansluiting gaf op het (inter)nationale spoorwegnet.
Een nieuwe spoorlijn tussen Schaesberg en Simpelveld
Maar de vraag was waar de nieuwe spoorlijn moest komen. De gemeente Kerkrade ijverde voor een station dichterbij het stadscentrum. Station Kerkrade-Rolduc (het latere station Haanrade) van de Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij was meer dan 4 km verwijderd van het centrum en lag bovendien in een diep dal. Na lange discussies, bezwaarprocedures en een onderbreking tijdens de Eerste Wereldoorlog, besloot de regering in 1921 om een openbare spoorlijn van Schaesberg via Kerkrade-Centrum naar Simpelveld aan te leggen. De nieuwe verbinding liep dwars door de heuvels en over mijnterreinen. Voor die tijd was het een gedurfd project met aanzienlijke technische en financiële risico’s.
Na jaren van voorbereiding begon men in 1925 met de werkzaamheden. De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (de voorloper van de NS) was de opdrachtgever die het project had uitbesteed aan het N.V. Spoorwegbouwbedrijf Utrecht. De aanleg was door de overheid opgezet als werkverschaffingsproject tijdens de crisisjaren. Veel van de ruim zeshonderd arbeidskrachten waren werklozen die van heinde en verre uit Nederland kwamen. Deze polderwerkers werden voor langere tijd in Kerkrade gestationeerd en mochten alleen in het weekend naar huis. Veel mannen lieten na afloop van hun tewerkstelling vrouw en kinderen overkomen om zich voorgoed in de mijnstreek te vestigen.
Een miljoen gulden per kilometer
Het heuvelachtige tracé vormde een ware uitdaging voor de ingenieurs van het Spoorwegbouwbedrijf. De aanleg duurde negen jaar, veel langer dan was gepland. Door de grote niveauverschillen moesten hoge dijken, uitgravingen, tunnels, bruggen en andere kunstwerken worden aangelegd. Het benodigde grondverzet bedroeg ruim 3,5 miljoen kubieke meter. Bijkomend probleem was de ondergrond die door mijnverzakkingen steeds in beweging was. Het is voorgekomen dat het grondpeil in één etmaal wel meer dan 20 cm was verzakt.
Op 21 juni 1926 stortte een groot deel van de spoordijk onder Kerkrade in. Door de enorme grondverplaatsing werd het hulpspoor over een grote afstand vernield. Een arbeider werd onder het zand bedolven, maar kon gelukkig snel worden gered. Al met al was het een moeizame en geldverslindende onderneming. De 12,5 km lange spoorlijn kostte een miljoen gulden per kilometer, voor die tijd een enorm bedrag. De lijn kreeg dan al snel de bijnaam "Millioenenlijn", later veranderd in Miljoenenlijn. Vaak wordt het hele traject van Heerlen naar Valkenburg met "het Miljoenenlijntje" aangeduid. Maar eigenlijk heeft de naam alleen betrekking op het traject van Schaesberg naar Simpelveld, met de tussenliggende stations en haltes Hopel, Chèvremont, Kerkrade-Centrum en Spekholzerheide. Ook de NS maakte zich aan deze spraakverwarring schuldig.
Geraadpleegde bronnen: - Tijdschrift Steenkool, mei 1949. - de Zuid-Limburger, 29 juli 1954. - Limburgs Dagblad, 29 augustus 1987. - Martin Zijlstra, NS Locomotievendepot Heerlen. ’s-Hertogenbosch, 2000. - Artikel van Michel Dreuw in de Miljoenenlijn Expresse, 2001. - M. Dreuw, 150 Jaar Aken-Maastricht, een spoorgeschiedenis. Simpelveld, 2003.