Italiaanse Meren in de Achterhoek Multi-cache

This cache has been archived.

Penelope: Je cache is door mij gearchiveerd in verband met het te lang op disabled staan.

More
Hidden : 4/2/2010
Difficulty:
1.5 out of 5
Terrain:
2 out of 5

Size: Size: regular (regular)

Join now to view geocache location details. It's free!

Watch

How Geocaching Works
Looking for a different adventure?

Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions in our disclaimer.

Geocache Description:


In het prachtige buitengebied van Winterswijk, dat zich kenmerkt door uitgestrekte bossen en oude Saksische boerderijtjes, ligt camping- en recreatiecentrum de Italiaanse Meren. Aan de rand van enkele dromerige vennetjes, nabij de Duitse grens vindt u deze unieke vakantielocatie met een lange gastvrije traditie.



De geschiedenis
In 1896 begonnen de heren Röttger, Wellman en Pass een steenfabriek annex houtzagerij en -handel, onder de naam H. Wellman & Cie. En nu het gekke van het geval, ze zetten het bedrijf vlak bij de grens!
De oprichters waren Duitsers, Röttger kwam uit Südlohn, Wellman en Edmund Pass kwamen uit Oeding, Edmund Pass was daar burgemeester. Ook was hij zo'n beetje bankier van Oeding. Z'n nakomelingen gingen later als zodanig failliet. De fabriek stond dus vlak bij de grens, de leem die ze nodig hadden voor het maken van de stenen haalden ze echter uit Nederland. De Kottense boeren haalden al jaren leem uit het ’leemveld’ als ze wat nodig hadden, maar Wellman & Cie begonnen natuurlijk helemaal flink te graven. Met kipkarretjes, getrokken door paarden, werd de leem naar de fabriek gebracht. De stallen voor de paarden kwamen ook op Hollands gebied te staan. Was de haver in Nederland goedkoper? In elk geval zal het wel niet voor niets gebeurd zijn! Het personeel kwam voornamelijk ook uit Kotten. Die werden wel in Duitse geld uitbetaald, maar in Kotten was het in omloop zijnde geld toch voornamelijk Duits. Op oude programma's van feestavonden blijkt de entree altijd uit een bedrag te bestaan dat deelbaar is door zes. De mark kostte 60 cent, de entree was dan ook 18, 24, of 30 cent. De fietsenstalling kostte 6 cent. Men kon dus gewoon met groschen betalen. De stenen gingen ook veel naar Nederland. Men komt ze nog overal tegen aan oude schoppen en bijgebouwen. Lang heeft het bedrijf niet gedraaid. In 1917 gingen ze failliet. Geniesoldaten bliezen de schoorstenen op, de rest werd afgebroken.Van de afbraak werd op dezelfde plek huisjes gebouwd. Alleen de leemgaten bleven over. Het pompen hield ook op. De leemgaten stonden dus al gauw vol water en werden nu aan de natuur overgelaten. Die maakte er een mooi plekje van!

Bernard Roerdinkholder was knecht bij Seibelt onmiddellijk aan de grens. Hij verdiende er, behalve kost en inwoning, 175 gulden per jaar. Een normaal loon voor een knecht in die tijd. Men werd verder bij zo'n boer als familielid behandeld. En Bernard zeker, want smokkelen hoorde ook tot z'n dagelijks werk. Maar Bernard smokkelde niet alleen voor z'n baas, hij werkte ook voor zichzelf. Zelfs zo, dat hij er per jaar nog 1000 gulden bijverdiende. Hij werkte ook samen met de Duitse douanes, die flink meehielpen smokkelen. Ze wekten hem zelfs 's nachts met de mededeling: "Baernt, die Luft ist rein..."
Ze waren dus zo corrupt als wat. Maar in Duitsland was het bijzonder slecht in die tijd en een Hollandse rijksdaalder was toen in Duitsland soms meer dan een miljoen waard. Maar met dat al is het logisch dat Bernard graag ook dicht bij de grens wilde wonen, toen hij zelf een gezin wilde stichten. Toen werd hem Slatman te koop aangeboden. Een aanbod dat Bernard met beide handen aangreep. Het was een simpel boerderijtje: niet zulke beste grond; en overal zaten ook nog die leemgaten, waarvan de boeren zeiden: "Dee krigge joo van z'n laeven neet dichte".
Maar wat interesseerde Bernard die leemkuilen en wat interesseerde hem het boerderijtje. Het ging hem om het plekje vlak aan de grens voor z'n lucratieve grenshandel. Bernard verdiende goed. De Duitsers kwamen met troepen de grens over om bij hem de koffie, tabak en andere zaken te halen. Was "die luft nicht rein", dan bleven ze wel logeren in het schuurtje bij hem op het erf. "De Bude" gaf logeergelegenheid aan menige smokkelaar, totdat er gelegenheid was om, met de smokkelwaar, de grens over te komen. Maar ondertussen zaten daar die leemkuilen er nog steeds. Op een dag kwamen er bestuursleden van de hengelvereniging Het Voorntje: "Zeg Baernt, dee leemgaetere van ow mögge wi'j daor gin viske in zetten en ze der later weer oetvisken?" Bernard vond het wel goed: "I'j visket maor!" Maar een poosje later kwamen ze met de volgende vraag: "Zeg Baernt! Zondagmorgen wolle wi'j viswedstrijd hollen, zol Bertha uns gin koffie willen zetten?"
Goed! Bertha zet koffie! Toen ze er krentenbrood bij wilden hebben, kregen ze dat ook. Tegen een uur of tien bier? Ook goed. Er kwam ook bier. Of iets sterkers uit de fles? Alles kon bij Bernard! Later een groter visfeest. Dus ook nog snoepwaar voor de kinderen. En later ook nog ijs! Kortom, in een mum van tijd was er behoefte aan een klein cafeetje en dat kwam er! In 1934 opende Bernard een eerst nog houten cafeetje dat de weidse naam kreeg van "De Italiaanse Meren".

Hoe kwam hij toch aan die naam? Heel simpel! Eén van de biologen die er kwamen vertelde hem eens dat de groene glans op het water hem sterk deed denken aan de meren in Italië! Een leuke naam voor een cafeetje! Kon Bernard toen bevroeden dat de naam voor zijn café nog eens problemen zou opleveren die in de Kampioen van de ANWB besproken zou worden? Zijn cafeetje, was het alleen bedoeld voor zijn vissers en voor een enkele boer die eens zin had in een pilsje? Of soms ook voor de man die met z'n gezin eens helemaal van het dorp uit naar Kotten fietste om met z'n kinderen een ijsje te eten à 5 cent?
Met z'n camping ging het net zo. Iemand vroeg of hij er z'n tentje neer mocht zetten, later weer een paar anderen; en zo kwam van het ene het andere. In de oorlog vroegen mensen of ze bij hem niet op de deel mochten slapen toen buiten kamperen door de Duitsers verboden werd. Of konden ze met het gezin een paar weken in ’de Bude’ wonen nu er geen smokkelaars meer kwamen? Bij Bernard en zijn Bertha kon alles.

Nu is er een grote camping met een groot restaurant, alles volgens de eisen des tijd. Veel Duitsers staan er weer, nu met stacaravans. Misschien zijn het wel nakomelingen van de vroegere smokkelaars, wie weet. 't Is er wel heel anders geworden dan vroeger, toen de mensen van het Ziegelei er de leem groeven. Maar ook de andere mensen vonden het er leuk, vandaar hun belangstelling. De heren van de VVV vonden de naam te weids. Een naam die deed denken aan grote meren of iets dergelijks. Ze vonden dat hij de naam maar moest veranderen. Maar Bernard dacht aan de eerste hengelaars omstreeks 1930 en ook aan de vader die om ijsjes vroeg voor z'n kinderen. Bernard had geen zin nu de naam nog te veranderen.'t Is een leuke gelegenheid geworden waar een heleboel mensen hun plezier beleven. Mensen die toch ook recht hebben op een leuke plek!

 

Die Geschichte
Im wunderschönen Umland von Winterswijk, das für seine ausgedehnten Wälder und alten sächsischen Bauernhöfe bezeichnend ist, befindet sich ‘Campingplatz und Erholungszentrum de Italiaanse Meren.
Am Rande vereinzelter verträumter Moorseen nahe der deutschen Grenze, finden Sie diesen einzigartigen Urlaubsort mit einer langen, gastfreundlichen Tradition.

Im Jahre 1896 gründeten die Herren Röttger, Wellmann und Pass eine Ziegelei nebst Sägerei und Holzhandel unter dem Namen Wellmann & Cie. Das Kuriose an der Geschichte ist, dass der Betrieb an der Landesgrenze errichtet wurde!
Die Gründer waren deutscher Abstammung, Röttger kam aus Südlohn, Wellmann und Pass kamen aus Oeding, wo Pass Bürgermeister war. So nebenher war er auch noch der Banker von Oeding. Seine Nachkommen gingen später als Banker in Konkurs. Die Ziegelei stand also direkt an der Grenze und den Ton, den sie brauchten, um die Ziegel herzustellen, besorgten sie sich aus den Niederlanden. Die Bauern aus Kotten holten den Ton, wenn sie ihn brauchten, schon seit Jahren aus der Tonlagerstätte. Die Firma Wellmann & Cie begann natürlich ordentlich zu graben. Mit Hilfe von Loren, die von Pferden gezogen wurden, hwurde der Ton zur Ziegelei gebracht. Die Stallungen für die Pferde befanden sich auch in den Niederlanden. War vielleicht der Hafer hier billiger? Es wird auf jeden Fall schon einen Grund gehabt haben. Das Personal kam hauptsächlich aus Kotten. Die Löhne für die Arbeiter wurden in deutscher Währung ausgezahlt, aber in Kotten war der Umlauf von deutschem Geld sowieso üblich.
Auf alten Programmheften von Festlichkeiten geht hervor, dass der Eintritt immer aus einem Betrag bestand, der durch 6 teilbar war. Der Mark kostete 60 Cent, der Eintritt war dann entweder 18, 24 oder 30 Cent. Der Fahrradunterstand kostete 6 Cent. Man konnte also ganz normal mit Groschen bezahlen. Auch die Ziegel wurden häufig in die Niederlande verkauft. Den Steinen kann man überall in alten Scheunen und Nebengebäuden begegnen. Sehr lange hat der Betrieb nicht existiert, im Jahre 1917 wurde Konkurs angemeldet. Pioniersoldaten haben die Schornsteine in die Luft gejagt und der Rest wurde abgebrochen. Aus dem Abbruchmaterial wurden an der gleichen Stelle kleine Häuser errichtet, nur noch die Tonlöcher blieben übrig. Die Pumpen standen nun still und bald standen die Löcher voller Wasser und wurden der Natur übergeben. Hieraus entstand eine Idylle!

Bernard Roerdinkholder war Knecht bei Seibelt, unmittelbar an der Grenze. Er verdiente 175 Gulden pro Jahr und hatte Kost und Logis frei. Das war für die damalige Zeit für einen Knecht ein ganz normaler Lohn. Normalerweise wurde bei den Bauern der Knecht als Familienmitglied behandelt, so auch Bernard. Schmuggeln gehörte zu seiner täglichen Arbeit dazu. Er schmuggelte aber nicht nur für seinen Herrn, nein er schmuggelte auch für sich selbst. Auf diese Art und Weise verdiente er jährlich noch etwa 1000 Gulden dazu. Dies alles geschah in Zusammenarbeit mit den deutschen Zöllnern, die kräftig bei der Schmugglerei mithalfen. So wurde er nachts von den deutschen Zöllnern geweckt, die ihm mitteilten: „Baernt, die Luft ist rein…“ Die Zöllner waren sehr korrupt, das kam auch dadurch, dass es Deutschland zu der Zeit wirtschaftlich sehr schlecht ging und somit hatte ein holländischer Reichstaler in Deutschland einen Wert von mehr als einer Million Mark. Darum wollte Bernard natürlich gerne an der Grenze wohnen, als er eine Familie gründen wollte. Ihm wurde damals Slatman zum Kauf angeboten, ein Angebot, das er mit beiden Händen annahm. Es war ein einfacher Bauernhof: der Boden war nicht der beste und überall befanden sich noch die Tonlöcher, worüber die Bauern sagten: „Dee krigge joo van z`n laeven neet dichte“.
Was aber interessierten Bernard die Tonlöcher und der kleine Bauernhof? Ihn interessierte überwiegend die Nähe zur Grenze, damit er einen lukrativen Grenzhandel führen konnte. Bernard verdiente ein gutes Geld. Die Deutschen kamen in Scharen über die Grenze, um bei ihm Kaffe, Tabak und andere Waren zu kaufen. War „die Luft mal nicht rein“, dann blieben sie über Nacht in einer kleinen Scheune bei ihm auf dem Hof. „Die Bude“ gab vielen Schmugglern die Möglichkeit zum Übernachten, bis der Moment da war, dass man mit der Schmuggelware sicher über die Grenze kommen konnte. Die Tonlöcher waren aber immer noch da und eines Tages kam der Vorstand vom Angelverein „Het Voorntje“ und fragte: „Zeg Baernt, dee leemgaetere von ow mögge wi`j daor gin viske in zetten en ze der later weer oetvisken?“ („Sage mal Bernard, die Tonlöcher von dir, können wir dort Fische drin setzen und sie da später wieder herausfischen?“) „I`j visket maor!“ („Ihr fischt mal!“) sagte Bernard.
Nach einer Weile kamen sie mit der nächsten Frage: „Zeg Baernt! Zondagmorgen wolle wi'j viswedstrijd hollen, zol Bertha uns gin koffie willen zetten? “ („Sag mal, Bernard, Sonntagmorgen wollen wir einen Angelwettbewerb starten, ob die Bertha uns wohl einen Kaffe kochen würde?“)
Gut, Bertha kochte also Kaffee. Als sie dann noch ein Korinthenbrot dazu haben wollten, bekamen sie auch das. So um zehn herum ein Bierchen? Auch gut. Sie bekamen auch ihr Bier. Oder vielleicht noch einen Klaren? Bei Bernard bekam man alles. Später kam noch ein größeres Angelfest, eine Menge Süßigkeiten für die Kinder und zum Abschluss noch ein schönes Eis. Kurz gesagt: innerhalb kurzer Zeit war Bedarf für ein kleines Café….und das kam als bald. Im Jahre 1934 öffnete Bernard ein kleines Café, das aus Holz gebaut war und den stattlichen Namen trug: „Italiaanse Meren“ (italienische Seen).

Wie kam er denn zu diesen Namen? Ganz einfach. Einer der Biologen, die hin und wieder kamen, erzählte ihm, dass der grüne Schimmer auf dem Wasser ihn stark an den Seen in Italien erinnerte! Ein wunderbarer Namen für ein Café! Kaum würde Bernard es für möglich gehalten haben, dass der Name von seinem Café eines Tages mal ein Problem werden würde, das in der Zeitschrift „Kampioen“ von der ANWB besprochen werden sollten? Sein Café, das ursprünglich nur gedacht war für Angler und so hin und wieder mal für einen Bauern, der mal kurz ein „Pilsken“ trinken möchte? Oder für einen Vater, der mit seiner Familie mit dem Fahrrad einen schönen Ausflug macht und in Kotten ein schönes Eis für 5 Cent essen möchte?
Mit seinem Campingplatz ging es ähnlich. Jemand fragte ihn, ob er da zelten dürfte. Später kamen noch andere dazu…und so kam eins zum anderen. In der Kriegszeit fragten Menschen ihn, ob sie nicht in der „Deele“ (Diele) schlafen dürften, die Deutschen hatten nämlich das Schlafen draußen verboten. Oder könnten sie vielleicht mit der Familie in der „Bude“ wohnen, jetzt wo keine Schmuggler mehr kämen? Bei Bernard und seiner Bertha war alles möglich.

Nun ist es ein großer Campingplatz mit einem großen Restaurant, alles nach den neuesten Bedürfnissen der Zeit. Es sind wieder viele Deutsche da, nun mit Standwohnwagen. Vielleicht sind es sogar Nachkommen der früheren Schmuggler, wer weiß……. Vieles hat sich aber im Gegensatz zu früher verändert, als die Menschen der Ziegelei hier nach Ton gruben. Auch anderen Leuten gefiel es hier, daher ihr Interesse.
Die Herren der VVV fanden den Namen einfach zu pompös, ein Name bei dem man an große Seen denken würde. Sie waren der Meinung, dass der Name geändert werden müsse. Bernard aber, dachte an die ersten Angler so um das Jahr 1930 und auch an die Väter, die ein Eis für Ihre Kinder haben wollten. Bernard hatte keine Lust, den Namen zu ändern. Es wurde ein wunderschöner Ort, wo die Menschen sich einfach freuen können. Menschen, die recht haben auf einen schönes Fleckchen Erde.

 



Gegevens cache:
  • Bij deze cache is het handig om een spiegeltje bij je te hebben.
  • Bij regen of vorst kan het erg drassig en glad zijn.
  • Goede schoeisel is aan te bevelen.
  • In de zomer is het aan te bevelen om voorzorgsmaatregelen te nemen tegen muggen.
  • Deze cache verwijst steeds naar een volgende WP
  • De cache kan binnen 30 minuten worden gedaan en geldt als een korte multi.
  • Bij zomerse- en vakantiedagen kan het erg druk zijn. Wees voorzichtig met het loggen.


Bovenstaande coordinaten zijn van de parkeerplaats. Loop naar:

WP 2: N51.55.787 E 006 46 799
Hier vindt u de aanwijzing voor WP 3

WP 3
Zoek naar aanwijzingen voor de finale

WP 4: De finale

Additional Hints (Decrypt)

baqre rra fgebax

Decryption Key

A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M
-------------------------
N|O|P|Q|R|S|T|U|V|W|X|Y|Z

(letter above equals below, and vice versa)


Advertising with Us

Inventory

View past Trackables

What are Trackable Items?